met het essay van Birgit Mara Kaiser ‘Zintuiglijk denken en het vraagstuk van de esthetica’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Dit impliceert enerzijds dat kunst en de specifieke aandacht waar zij om vraagt (namelijk om het geheel en zijn uitwerking waar te nemen) een manier van denken tot stand brengen die haar eigen is (dat wil zeggen:kunst produceert een ‘specifieke’ manier van denken en leidt noch tot een volstrekte afwezigheid van denken noch tot het louter beschouwen van het samenspel van onze vermogens). En het impliceert anderzijds dat die manier geanalyseerd en uitgeoefend kan worden,zij het niet langs de weg van definities en reflexiviteit. Voortbouwend op Leibniz wilde Baumgarten van de esthetica een discipline maken die deze manier zou onderzoeken en die net zo relevant zou zijn als rationaliteit en logica,zij het op een verschillende manier. Het zal niemand verbazen dat Leibniz zijn toevlucht nam tot voorbeelden als ‘een gedicht of een schilderij'(Leibniz 1961:41) om over de ‘variëteiten van kennis’ te kunnen spreken (ibid.),waartoe onder meer helder-duidelijke ideeën en definities behoren,maar ook helder-verwarde ideeën en het ‘je ne sais quoi’. Zowel Leibniz als Baumgarten beschouwde de kunst als een bevoorrecht domein waarbinnen een dergelijke verschillende manier van denken kon worden onderzocht,aangezien kunstwerken van ons vragen dat wij het zintuiglijke denken aanspreken. Maar tegelijkertijd zijn dit objecten waarbij deze denkwijze kon worden beoefend om het ten gunste van andere domeinen dan de kunst te verbeteren. Kunst is om zo te zeggen een ‘oefenveld’ voor een wijze die van belang is voor het leven als geheel,een laboratorium om ‘analoog’ aan de rede te denken,en die noodzakelijk is om recht te doen aan het bredere spectrum van het menselijke denken en de menselijke waarneming. Zintuiglijk denken in het literaire werk van Kleist Ondanks het feit dat de esthetica door Kant zeer stevig als een transcendentale esthetica werd gefundeerd – met alle gevolgen van dien (dat kunst kennistheoretisch gezien niets inbrengt en ‘slechts’ het domein is waarbinnen de operaties van het verstand geobserveerd kunnen worden als een subjectief samenspel) – verdween de vraag over andere vormen van kennis niet. Volgens Caygill vond deze kwestie onderdak bij andere ‘parafilosofische’ geschriften.'(bladzijde 125-126) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk.’ ‘Wanneer hij niets te zeggen heeft,laat hij woorden spreken.'(blz. 174) ‘Geen dier heeft hem herkend. Hij werd door geen dier vertrouwd. Hij weigerde een dier tot dienaar te nemen.'(blz. 174) ‘Nieuwe bijzonderheden onderweg.'(blz. 174) ‘De ontsterfelijkheid bij de Chinezen is langlevendheid. Het gaat niet om zielen. Er is altijd een lichaam,zij het licht en bevleugeld,tevoren lang in de bergen op zoek naar geheimzinnige wortels.'(blz. 174) Wordt vervolgd.