het essay van Birgit Mara Kaiser ‘Zintuiglijk denken en het vraagstuk van de esthetica’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Of de prins van Homburg,het hoofdpersonage uit ‘Der Prinz von Homburg'(1809-1810),die aan het begin van het stuk in zo’n dromerige staat van verwarring verkeert dat hij tijdens een krijgsraad niet meekrijgt welke cruciale orders de keurvorst voor de volgende slag meedeelt.De keurvorst beveelt om de vijand niet aan te vallen tenzij op uitdrukkelijk commando,maar dit gaat aan Homburg voorbij en hij gaat op het strijdveld voorbarig over tot de aanval. Ondanks zijn geestelijke afwezigheid (een toestand die in het toneelstuk blijft bestaan) wint hij(maar hij wordt ter dood veroordeeld omdat hij bevelen niet heeft opgevolgd). Of de paardenhandelaar Michael Kohlhaas,uit de novelle ‘Michael Kohlhaas'(1811),die een van de rechtvaardigste mensen van zijn tijd wordt genoemd – een onvoorstelbare koppig,maar raadselachtig personage. Nadat de heer von Tronka hem met een relatief gering vergrijp onrecht heeft gedaan,streeft hij zijn eis tot rechtvaardigheid zo onvermurwbaar na dat hij liever wordt terechtgesteld dan het op een akkoord te gooien. Maar in dit verband is Käthchen,de protagoniste uit het toneelstuk ‘Das Käthchen von Heilbronn oder Die Feuerprobe. Ein Grosses Historisches Ritterschauspiel'(1807-1808),het beste voorbeeld. In het toneelstuk volgt Käthchen de graaf Wetter vom Strahl met onwrikbare zekerheid,al is zij niet in staat om bewust duidelijk te maken hoe het komt dat zij hem zo is toegewijd. Onder de personages van Kleist vertoont zij het meest prominent een vorm van kennis die op waarneming gebaseerd is – een ‘je ne sais quoi’ waarnaar zij handelt,blijkbaar zonder enige twijfel,maar ook zonder verklaring. Aan het begin van het stuk zien we Käthchen voor een tribunaal,een middeleeuws ‘Vehmgericht’,dat door haar vader is bijeengeroepen om vast te stellen of zij behekst is door de graaf,aan wie zij op zulke mysterieuze wijze gehecht is vanaf het moment dat ze hem voor het eerst in haar vaders smederij heeft gezien. Na hem maanden voortdurend te hebben achtervolgd,schijnbaar ten gevolge van een sterke affectie,moet zij nu bij het kruisverhoor aan het hof uitleggen wat haar redenen hiervoor zijn geweest. Gezien het feit dat het oordeel van een ‘Vehmgericht’ meestal vrijspraak of de dood luidde,en gezien haar affectie voor de aangeklaagde graaf,is het nogal ongebruikelijk dat zij de vragen van het hof niet beantwoordt en alleen maar verklaart dat zij niet weet waarom zij de graaf achtervolgt.'(bladzijde 127-128) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘Een boekwerk bestaande uit geweigerde inlichtingen.'(blz. 177) ‘De domkop heeft zich de ondergang toegeëigend.'(blz. 177) ‘De bedelaar offreerde hem een genadebrood en hij nam het aan.'(blz. 178) ‘Te veel namen in het hoofd,als spelden.'(blz. 178) ‘Men hoeft alleen maar oud genoeg te worden om alles te krijgen wat je niet toekomt.'(blz. 178) ‘Hij breekt met zichzelf en slaakt een zucht van verlichting. Nooit meer wil hij iets van zichzelf weten.'(blz. 178) Dit waren de aantekeningen. Ik ben begonnen aan mijn hommage-collage voor Canetti. Misschien dat ik nog wat citaten haal uit de biografie van Hanuschek. Canetti komt er aan.