het essay van Henk Oosterling ‘De bestaansesthetica van Michel Foucault’ ondertitel ‘Leven als een medium’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘In 1982,twee jaar voor zijn vroegtijdige dood,schrijft Michel Foucault een kort artikel over het werk van de componist Pierre Boulez:’Men gelooft graag dat een cultuur meer aan zijn waarden hecht dan aan zijn vormen,dat de laatste makkelijker veranderd,verworpen of hernomen kunnen worden;dat betekenis (sens)alleen diepgaand wortel schiet'(Foucault 1994d:219-220,vert. auteur). Toch,zo interpreteer ik deze bewering van Foucault,zijn vormen doorgaans veel dwingender dan we denken. Wanneer vormen worden veranderd,roept dat heftige reacties op. Zeker als het om omgangsvormen of denkvormen gaat. Zodra leefgewoonten worden doorbroken,beginnen mensen zich al snel ongemakkelijk te voelen. Ze verliezen hun dagelijkse oriëntatie,voelen zich ontheemd en raken soms zelfs in paniek. Tornend aan vormen vallen er gaten in het weefsel waarin we routineus met elkaar en met de wereld verknoopt zijn. Door die gaten wordt het betekenisloze fundament van de wereld zichtbaar en de ondraaglijke lichtheid van het bestaan voelbaar. Een jaar later zet Foucault in een gesprek met Boulez dit ‘bevragen van de vorm’ door (Foucault 1994d: 488,vert. auteur). Het gaat Foucault in dit gesprek om de specifieke werking van een artistiek medium:wat doet toonmateriaal,verf,een dramatisch gebaar of taal met de kunstenaar en met de toeschouwer? ‘De schilderkunst tendeert,sinds Cézanne,naar transparantie ten aanzien van de act zelf van het schilderen'(Foucault 1994d: 493,vert. auteur). Cézanne schildert niet alleen landschappen of appels,maar experimenteert tegelijkertijd met deze vorm van representeren en legt zo bloot wat schilderen precies is. Het werk van Boulez en Cézanne breekt met conventies. Politiek-esthetisch betekent deze breuk dat de fysieke mogelijkheidsvoorwaarden van de kunstvorm – en de formele inbedding ervan in het werk – zelf kritisch worden belicht of getoonzet. Als we het begrip esthetiek letterlijk nemen in zijn betekenis van ‘waarnemen’,dan ligt het politieke aspect volgens Foucault in de ontwrichtende zelfreflectie ten aanzien van de ingesleten gewoontes om kunstwerken te maken,bekijken en beoordelen. Moderne kunstwerken roepen de vraag naar hun bestaansrecht op. Dat ‘recht’ is niet vanzelfsprekend meer.'(bladzijde 81-82) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat van Elias Canetti uit ‘Vliegenpijn’. ‘Hij glimlachte met twintig gezichten,in elk was hij anders,hij glimlachte vriendelijk,hij glimlachte vijandig,hij beloofde,hij paaide,hij wees af,hij verried,men had er altijd vrede mee,want de resterende gezichten lichtten op als onder het zeeoppervlak,en het was mooi ze te verbeiden voordat ze boven water gekomen waren.'(blz. 8) Wordt vervolgd.