met het essay van Henk Oosterling ‘De bestaansesthetica van Michel Foucault’ ondertitel ‘Leven als een medium’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘De schilder heeft nu ook zichzelf geschilderd:de vakman/hofschilder (artisan) Velasquez wordt in deze letterlijke zelfbespiegeling tot kunstenaar (artist). Hij realiseert met dit ‘subtiel stelsel van schijnbewegingen’ de overgang naar de moderne kunst (Foucault 2006: 23). Maar wat staat er op dat geschilderde canvas waarvan we alleen de achterkant zien? Foucault is nog niet klaar met zijn analyse. De titel van het werk suggereert namelijk dat de hofdames,die zich rond het jonge prinsesje Margarita hebben geschaard,het echte ‘subject’ van het schilderij zijn. Maar in de spiegel aan de achterwand ontwaren we via een onmogelijke spiegelreflectie Velasquez’ echte onderwerp:de koning en de koningin. Foucaults onconventionele lezing van Velasquez’ schilderij vormt de kern van zijn analyse van het moderne discours. Daarin verschijnt plotseling ‘de mens als toeschouwer’ – het moderne subject – in de opengevallen plek van de voormalige soeverein. Maar ‘[…]te midden van die hele verstrooiing die tegelijkertijd wordt bijeengebracht en tentoongespreid,wordt van alle kanten nadrukkelijk gewezen op een essentiële leegte:de noodzakelijke verdwijning van wat eraan ten grondslag ligt[…]'(Foucault 2006: 37). De mens is tegelijkertijd wetenschappelijk object en onmogelijk subject of fundament van dit weten. De mens zelf kan nooit de laatste waarheid over zichzelf te pakken krijgen. Schilderkunstige zelfreflectie:Manet en Margritte Tussen 1966 en 1971,de periode tussen ‘De woorden en de dingen’ en zijn benoeming aan het Collège de France,heeft de beeldende kunst Foucaults volledige aandacht. In maart 1966,een maand voor het verschijnen van ‘De woorden en de dingen’,bezoekt hij Boedapest om op een congres over het structuralisme te spreken. Tijdens zijn verblijf verkiest hij een bezoek aan het plaatselijke museum boven een ritueel bezoek aan de Hongaarse,marxistische icoon,de filosoof György Lukács. In dit museum hangt namelijk Manets portret van de minnares van Baudelaire,Jeanne Duval. Foucault heeft Batailles studie over Manet grondig bestudeerd. Uit die studie blijkt dat Manet niet alleen de blik van de toeschouwer ‘exposeert’ – in de ‘Olympia’ kijkt de naakte prostituee de voyeur-hoerenloper recht aan – maar ook dat hij breekt met alle schilderkunstige conventies. Alles wordt even plat als doek.'(bladzijde 84-85) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat van Elias Canetti uit ‘Vliegenpijn’. ‘De beste,de wezenlijke gedachten die men heeft,zijn die welke men vergeet met dezelfde hartstocht waarmee ze zich eerst hebben aangekondigd. Als volkomen nieuwe gedachten komen ze dan weer op,in andere situaties,men herkent ze niet of slechts als uit een ander leven. Hoe vaker dat gebeurt,hoe meer van die eigen,afgewezen levens ze hebben,des te belangrijker zijn ze.'(blz. 36) Wordt vervolgd.