met het essay van Henk Oosterling ‘De bestaansesthetica van Michel Foucault’ ondertitel ‘Leven als een medium’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Teksten van Bataille,Nietzsche en het Grieks-hellenistische gedachtegoed schuiven in elkaar. Als Wagners politiek-esthetische cultuurproject naar een existentieel vlak wordt vertaald,komt een theatraal,multimediaal gestileerd leven in beeld. In deze ‘vrijheidspraktijk’ zijn individuen zich volledig bewust van de machtsverhoudingen,van hun eigenmachtigheid – stoïsche autarkie – en de disciplinerende machten die hen normaliseren. Zij ontkrachten deze normalisering door hun leven vanuit hun eigen verlangen vorm te geven. In deze agonistische zelfpraktijk (agon=strijd) betekent ‘zich verdedigen'(se défendre) ‘weigeren het spel van de machtsinstanties te spelen en van het recht gebruikmaken hun acties af te grenzen'(Foucault 1994a: 57, vert. auteur). Het subject probeert zich opnieuw uit te vinden zonder gefixeerd te raken. Het is niet,het wordt:het is een principieel onafsluitbaar project. De periode na de publicatie van ‘De wil tot weten. Geschiedenis van de seksualiteit I (1976) is een roerige tijd vol terreuraanslagen,ontvoeringen en opstanden. De Baader-Meinhof-groep,de Italiaanse Rode Brigade,Vietnamese bootvluchtelingen en opstanden in Perzië bepalen het wereldnieuws. Foucault doceert over veiligheid,bevolking en territorium (1977-1978),biopolitiek,neoliberalisme en de vrijheidsidee(1978-1979). Hij hanteert uitdrukkingen als ‘de kunst om mensen te besturen’ en ‘de kunst van het besturen’. Het begrip ‘kunst’ omvat hier meer dan de reguliere kunstpraktijken. Zijn aandacht verschuift naar het micropolitieke vlak,naar praktijken waarin individuen niet zozeer zichzelf bevrijden,als wel hun vrijheid vormgeven in relaties met anderen met wie ze samen proberen een waarachtig leven te leiden. Na 1980 werkt Foucault een hermeneutiek van deze subjectivering uit:hij gaat op zoek naar teksten in de filosofische traditie die ten grondslag liggen aan ons moderne subjectidee. Daarvoor gaat hij terug naar het klassieke Griekenland,waarin het antieke kynisme met zijn moed tot waarheid,zijn waarheidsspreken of parrhesia de falende staatsmacht trotseert met als ultieme geste de eu-thanasie,de goede dood of ‘zelf’moord van de stoïci. Samenvattend kunnen we constateren dat Foucault in zijn bestaansesthetica zijn drie overkoepelende thema’s I)weten, 2) macht, 3) subjectivering verknoopt en deze receptie-esthetisch vertaald in respectievelijk I) een waarheidsspreken, 2) een microfysieke stilering van lichamen en 3) een vrijheidspraktijk waarin een andere subjectivering plaatsvindt.'(bladzijde 89) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Daniil Charms uit ‘Ik zat op het dak’. Moet zijn daniil charms ‘ik zat op het dak’. ‘Niet-nu///Dit is Dit./Dat is dat./ Dit is niet dat./Dit is niet dit./De rest is ofwel dit,ofwel niet dit./Alles is ofwel dat ofwel niet dat./Wat niet dat is en niet dit,is niet dit en niet dat./Wat dat en dit is,is Zelf voor zich./Wat Zelf voor zich is,dat kan dat zijn,maar niet dit,ofwel dit,maar niet dat./Dit werd tot dat,en dat werd tot dit. Wij zeggen:God heeft geblazen./Dit werd tot dit,en dat werd tot dat,en wij kunnen nergens vandaan en nergens heen./Dit werd tot dit. Wij vroegen:waar? Men heeft ons toegezongen:Hier./Dit kwam van Hier. Wat is ’t? ’t Is Dat./Dit is dat./Dat is dit./Hier is dit en dat./Hier werd tot dit,dit werd tot dat,en dat werd tot hier./Wij keken,maar we zagen niet./En daar stonden dit en dat./Daar is niet hier./Daar is dat./Hier is dit./Maar nu is daar zowel dit als dat./Maar nu en hier zijn dit en dat./Wij treuren en denken en smachten./Waar is nu dan?/Nu is hier,en nu is daar,en nu is hier,en nu is hier en daar./Dit moet dat zijn./Hier moet daar zijn.Dit,dat,hier,daar,zijn,Ik,Wij,God.//29 mei 1930′(bladzijde 264-265) Wordt vervolgd.