met het essay van Henk Oosterling ‘De bestaansesthetica van Michel Foucault’ ondertitel ‘Leven als een medium’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Als Kant de vraag naar het heden,naar de actualiteit stelt – wat te doen nu en hier? – dan is moderniteit niet langer een aanduiding van een historische periode,maar van een houding ten aanzien van het heden, ‘wat de Grieken een ‘ethos’ noemden'(Foucault 1994d: 568, vert. auteur). Ook hier komt Baudelaire weer ter sprake. Deze toont ‘een wil die het heden wil heroïseren'(Foucault 1994d: 571, vert. auteur),ironiserend,niet als een flaneur,maar als een dandy die zich zelfbewust in het blikveld van anderen begeeft. De dandy ‘maakt van zijn lichaam,zijn gedrag,zijn gevoelens en passies,van zijn bestaan een kunstwerk'(Foucault 1994d: 571, vert. auteur). Niet door zichzelf in de blik van de ander te spiegelen,maar door zichzelf in deze esthetische performance telkens opnieuw uit te vinden. Dit dandyisme is politiek,want publiek. Het is ook in letterlijke zin receptie-esthetisch:uitgeleverd aan de normerende waarneming van anderen die daar lichamelijk door worden beroerd. De dandy internaliseert deze blik echter niet om zich deemoedig correct te gedragen,maar om de grenzen van een stilering op te zoeken – de batailliaanse transgressie – en te veranderen:’Modern zijn […] is jezelf als een object opvatten van langdurige en complexe bewerking(Foucault 1994d: 570, vert. auteur). Ondanks de flamboyante ‘exposure’ is deze ethos door het strikte vormbesef niettemin ascetisch. Het zoekt niet de innerlijke expressie,maar experimenteert in de perversie en subversie van publieke omgangsvormen met nieuwe gedragscodes en -schema’s. Foucaults bestaansesthetica,zo mogen we concluderen,is in de meest letterlijke zin een politiek-esthetische performance.'(bladzijde 93-94) Dit was het artikel van Henk Oosterling. Morgen een ander artikel uit ‘Hoe kunst en filosofie werken’. Nu weer een gedicht van daniil charms uit ‘ik zat op het dak’. ‘Robert Mabr/////Laat ons beginnen./Jaren verstrijken./Ik zal nooit meer blij een boek dat meer dan honderd jaar/geleden is gemaakt bekijken./Geen waarheid die uit ’n boek gewonnen wordt./En alles hier op aarde duurt maar kort.//(Kijkt uit het raam)//De dageraad./De lucht is fris./Lui beweegt de ochtendwind met veel geraas op ’t dak de/ijz’ren plaat./Vooruit vooruit,/Doof de zon van de lantarens uit.//[1933]'(bladzijde 273) Wordt vervolgd.