met het essay van Laura van Grinsven ‘Het spook van Van Gogh’ ondertitel ‘Na de polyloog van Heidegger,Schapiro en Derrida’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘In deze brief citeert Gaugain Van Gogh:’I left for Belgium […] to preach the gospels in the factories.[…] These shoes,as you see,have bravely endured the fatigue of that trip'(ibid.). Schapiro geeft toe dat het niet helemaal duidelijk is over welk stilleven Gaugain schrijft. Toch concludeert hij dat de ‘Oude schoenen met losse veters’ de schoenen van Van Gogh waren,en niet van een boerin zoals Heidegger beweert. De polyloog Derrida werpt zich op als intermediair in deze discussie. In zijn tekst klinken vele stemmen,die elkaar tegenspreken,aanvullen en bekritiseren. Daarmee geeft hij aan dat geen enkel bewustzijn een werkelijkheid volledig kan omvatten of beheersen. Betekenis valt nooit geheel samen met het ding zelf. Derrida is zich ervan bewust dat hij nooit in staat is alle gegevenheden van het dispuut tussen Heidegger en Schapiro aan de orde te stellen,zelfs niet in een veelheid van stemmen. De vragen die de stemmen van Derrida stellen in ‘Restitutions of the Truth in Pointing [‘pointure’]’zijn:Van wie zijn de ‘oude schoenen met veters’,van een boerin of van Van Gogh zelf? Zijn ze eigenlijk wel een paar,of kijken we naar twee linkerschoenen? ‘What makes him so sure that they are a pair of shoes? What is a pair?'(Derrida 1987: 259). Zijn schoenen altijd van iemand? Zelfs als ze geschilderd zijn? ‘Their detachment is obvious. Unlaced,abandoned,detached from the subject (wearer,holder or owner,or even author-signator) and detached/untied in themselves (the laces are untied)'(Derrida 1987: 261). Derrida visualiseert de beide heren professoren,Heidegger en Schapiro. Ze staan voor het schilderij van Van Gogh en wijzen ernaar [pointure]. Derrida volgt Schapiro door een persiflage op te voeren van een (associatieve) Zuid-Duitser,die dol is op zijn geboortegrond (his own social outlook) en doet alsof hij over kunst vertelt,aan een groep toeristen. Someone’s gone to fetch the guide from the neighbouring farm. Full of goodwill. He loves the earth and a certain type of painting when he can find himself in it [quand il s’y retrouve].[…] Then the tour begins. With his local (Swabian) accent,he tries to get the visitors going.[…] From time to time he points out the windows to the fields and nobody notices that he’s no longer talking about painting (Derrida 1987: 293).'(bladzijde 234-235) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van daniil charms uit ‘ik zat op het dak’. ‘Damp stijgt boven de Nevà/Er ontspint zich een bla-bla-bla.//Vliegend langs de Nevà gaat een vliegenvlucht/En verspreidt in de stad een somber gerucht.//[1933]'(bladzijde 281) Wordt vervolgd.