met het essay van Murat Aydemir ‘Zelfreflectie volgens Bacon & Lacan’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Ze registreren de energie die Bacon heeft gestoken in dit portret van Dyer,maar slagen er niet in een identiteit weer te geven:niet van het model,maar ook niet van de schilder. Ze vormen een spoor van menselijke aanwezigheid,van menselijke handeling,maar geven geen gestalte aan identiteit. Zoals het slijmspoor van de slak,die zijn aanwezigheid verraadt zonder zijn individualiteit te representeren. De rook,schaduw en de vlekken in Bacons portret van Dyer tonen een ‘dat’ dat van alles te maken heeft met wie en wat we zijn,maar dat zich niet laat incorporeren in de imaginaire en symbolische constitutie van een samenhangend ‘ik’. Het maakt geen deel uit van onze letterlijke zelfreflectie in de spiegel,noch van de discursieve en mentale zelfreflectie op ons bestaan. We herkennen het niet,en we identificeren ons niet als zodanig. En toch is het onvermijdelijk wat we zijn:een eindig spoor van huidcellen,haar,adem,slijm,verf,inkt.'(bladzijde 160) Dit was het essay van Murat Aydemir. Morgen een ander essay uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. Nu weer een citaat uit verhalen en scènes van daniil charms’ verzamelde werk ‘ik zat op het dak’. ‘Fabel Een kleine man zei:’Ik zou van alles best vinden,als ik maar een ietsjepietsje groter was.’ Hij heeft het nog niet gezegd,of hij ziet dat er een tovenares voor hem staat. ‘Wat wil je?’vraagt de tovenares. Maar de kleine man staat daar en kan van angst geen antwoord uitbrengen. ‘Nou?’ zegt de tovenares. Maar de kleine man staat daar en zwijgt. De tovenares verdwijnt. Daarop begint de kleine man te huilen en op zijn nagels te bijten. Eerst beet hij alle nagels van zijn vingers af,en daarna van zijn tenen. Lezer,denk eens goed over deze fabel na en je zult je belabberd voelen. [1935]'(bladzijde 99) Wordt vervolgd.