met het essay van Benoît Hermans ‘Wat er met kleur is gebeurd’ ondertitel ‘Reflecties over fotografie naar aanleiding van Newton,Goethe en Merleau-Ponty’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. Dit is nog steeds onderdeel van het project ‘Ondertiteling’ en dat hoort weer bij mijn langlopende project ‘Hommages’. Af zijn o.a. Canetti, Charms, Ezra Pound, Borges, Faverey, Lewis Caroll, K. Schippers, Paul Celan, Unica Zurn en Ernst Herbeck. Ben nu bezig aan de hommage voor Herman Gorter. ‘Wat mijn probleem met de documentatie van mijn werk betreft ben ik het dus met Merleau-Ponty eens dat kleur in haar meest concrete verschijningsvorm altijd een materiële component heeft. Hij is ook van mening dat het zwart van fluweel een heel ander zwart is dan dat van roet,en dat het kanariegeel van een plexiglazen plaat een ander geel is dan dat van de vogel waarnaar het genoemd is. Of om hét voorbeeld uit de existentieel-fenomenologische literatuur te noemen,dat hijzelf ook meer dan eens aanhaalt:dat het rood van bloed iets totaal anders is dan het rood van een wollen tapijt. Maar dankzij zijn benadering is hij in staat dit te verklaren uit het feit dat de camera een eenzijdiger omgang met materialen heeft. Zij kent het verschil tussen de soortgelijke massa van een metaal en een stuk hout niet. Ze draagt nooit kleren en mist dus alle kennis van stoffen die dit oplevert,zoals ze ook niet weet hoeveel stroperiger honing is dan water. In feite beperkt zij zich tot de meest oppervlakkige omgang met materialen die je je maar kunt voorstellen:de fysisch-optische. En precies daarom komen de kleurwaarneming van het oog en die van de camera nooit dicht bij elkaar. Voor het oog valt de kleurwaarneming altijd samen met materiaalherkenning,terwijl ze dat voor de camera nooit is. De dingen en hun belichting Dat materiaalherkenning voor Merleau-Ponty primair verbonden is met kleurwaarneming wil echter niet zeggen dat hij geen oog zou hebben voor de wezenlijke rol die licht of belichting daarbij speelt. Integendeel. Met evenveel precisie beschrijft hij de wijze waarop belichting in zijn werk gaat.'(bladzijde 170-171) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Herman Gorter uit de bundel ‘De School der Poëzie’. Twee kleine gedichten. ‘Haar oogen tintelkelken,/haar hand stil rood,/haar lijf een wèlle kelke/uit haren schoot.’ Tweede gedicht. ‘In de stilte van de stad/kwam ze,haar rok ruischte,/de witte handen had/ze stil,ik luisterde.'(bladzijde 55) Wordt vervolgd.