met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Het is waar dat kunst tegenwoordig pluralistisch is. Het pluralisme werd gesignaleerd door aanhangers van Ludwig Wittgenstein. Dat kunst zo’n krachtig medium is als blijkt uit zang en verhalen,komt door datgene wat het kunst maakt. Het valt echt nergens mee te vergelijken als het aankomt op het roeren van de ziel. Ik heb geprobeerd,door Duchamp en Warhol te gebruiken om een eigen definitie van kunst te formuleren,om aan de hand van voorbeelden uit de geschiedenis van de kunst te laten zien dat die definitie altijd hetzelfde is geweest. Dus gebruik ik Jacques-Louis David,Piero della Francesca en het geweldige plafond van Michelangelo in de Sixtijnse kapel. Als je gelooft dat alle kunst uit een stuk is,moet je laten zien dat hetgeen daarvoor zorgt in de hele geschiedenis van de kunst kan worden teruggevonden. Wakende dromen In de vroege twintigste eeuw voltrok zich in de beeldende kunsten een revolutie,die begon in Frankrijk. Tot dan toe waren de beeldende kunsten – die ik,tenzij anders aangegeven,verder gewoon kunst zal noemen – uitsluitend gericht geweest op het kopiëren van visuele voorstellingen in verschillende uitdrukkingsvormen. Die onderneming bleek een voortschrijdende ontwikkeling,die ten tijde van Giotto en Cimabue in Italië was ontstaan en het hoogtepunt had beleefd in de victoriaanse tijd,toen beeldende kunstenaars een volmaakte manier van afbeelden konden bereiken die door renaissancekunstenaar Leon Battista Alberti in zijn werk ‘De schilderkunst’ als volgt werd gedefinieerd:er zou geen zichtbaar verschil moeten zijn tussen het bekijken van een schilderij en het door een venster kijken naar wat het schilderij afbeeldt.'(bladzijde 11-13) Wordt vervolgd. En nu weer het vervolg van het verhaaltje ‘Het Griffioenenmeer’ van Robert Walser uit ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. ‘De zon brandt vanuit de hemel op het meer dat helemaal zon wordt waarin zacht de slaperige schaduwen van het omliggende leven wiegen. Nergens is iets storends,alles is lieflijk in de helderste nabijheid,in de vaagste verte;alle kleuren van deze wereld spelen samen en tonen een betoverde,betoverende ochtendwereld. Heel bescheiden rijzen de Appenzellerbergen in de verte op,ze vormen geen kille wanklank,nee,ze lijken slechts iets hoog,verafgelegen,wazig groens,dat bij het groen hoort dat in de hele omgeving zo schitterend,zo zacht is.'(bladzijde 8) Wordt vervolgd.