met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Er lag uiteindelijk meer ten grondslag aan de belediging van schoonheid dan alleen dada’s beslissing om de bourgeoisie te straffen voor haar besluit een oorlog te voeren waardoor miljoenen jonge mannen op Europese slagvelden de dood in werden gestuurd. De readymade was veel meer dan een grap. Geen wonder dat Duchamp zei:’Ik vraag me af of het concept van de readymade misschien niet het allerbelangrijkste idee uit mijn werk is.’ Voor filosofen als ik,die zich bezighouden met het definiëren van kunst,zorgde het in ieder geval voor problemen. Waar liggen de grenzen van kunst? Wat is het onderscheid tussen kunst en iets anders,als alles kunst kan zijn? We zitten met de weinig bemoedigende gedachte dat hoewel alles kunst kan zijn,dat niet betekent dat alles ook kunst is. Duchamp kreeg het voor elkaar om zo ongeveer de hele geschiedenis van de esthetiek te verwerpen,van Plato tot nu toe. De beroemdste readymade is een urinoir,op zijn rug gelegen en slordig ondertekend met het valse ‘R.Mutt 1917′,in spetters op de rand van het urinoir. 1917 was het jaar waarin Amerika deelname aan de oorlog verklaarde en Alfred Stieglitz’ galerie 291 (zo genoemd vanwege het adres op Fifth Avenue 291 in New York) de deuren sloot. Dat Duchamp het werk inleverde bij de expositie die door de Society of Independent Artists werd gesponsord,was met name ,zou je denken,om die organisatie onder druk te zetten vanwege het beleid alles te vertonen als de kunstenaar maar betaalde,en geen prijzen uit te reiken.'(bladzijde 42-43) Wordt vervolgd. Toch nog een Walser-verhaal,want ik weet nog niet welke hommage ik nu ga maken.Er zijn een paar mogelijkheden maar ik twijfel over o.a. de vorm. Dus nog steeds uit ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’ het verhaal ‘Aschinger’. ‘Een pils graag! De biertapper kent mij al geruime tijd. Ik kijk een moment naar het gevulde glas,neem met twee vingers het oor vast en draag het achteloos naar een van de ronde tafels die voorzien zijn van vorken,messen,broodjes,olie en azijn. Ik zet het natte glas keurig op het bierviltje en overweeg of ik wel of niets te eten zal halen. De gedachte aan eten drijft mij naar de blauwwit gestreepte juffrouw van de snijmachine. Door deze dame laat ik mij op een bord een keus aan beleg aanreiken;aldus verrijkt ging ik ordelievend traag naar mijn plaats terug. Ik gebruik vork noch mes,alleen maar het mosterdlepeltje waarmee ik mijn plakjes bruin besmeer,waarna ik deze vol overgave in mijn mond schuif zodat het de zielerust zelve is die mij nu eventueel mag gadeslaan. Nog een pils graag! Bij Aschinger raak je snel gewend aan een vertrouwelijke toon wat eten en drinken betreft,je spreekt daar na enige tijd bijna alleen nog maar als Wassmann in het Duitse theater.'(bladzijde 22-23) Wordt vervolgd.