met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Er kan geen intrinsiek onderscheid worden gemaakt tussen dromen en waarnemen. Niet altijd tenminste,maar soms wel. Soms droom ik dat ik een boek aan het schrijven ben op de computer,terwijl ik eigenlijk in bed lig te slapen. Maar er zijn gevallen waarin droom en wakende belevenis niet van elkaar te onderscheiden zijn,zoals in ons geval met de ‘Brillo Box’ en de Brillo-doos. Die zijn voor alle praktische – en filosofische! – doeleinden precies hetzelfde. Daarom lijkt het eerste deel van de eerste meditatie erg op het geval van het kunstwerk ‘Brillo Box’ en de gewone commerciĆ«le Brillo-doos. We kunnen het kunstwerk niet onderscheiden van de gewone Brilo-doos,tenminste niet op een zichtbare manier. Denk eens aan die prachtige tekeningen van Saul Steinberg waarop een gewone doos droomt van een perfect portret,waarop al zijn randen en hoeken perfect zijn. In eerste instantie dacht Warhol dat hij werk en geld zou besparen door gewone kartonnen dozen uit de groothandel te gebruiken. Maar daarvan waren de randen en hoeken te slap en afgerond. Die klopten niet met zijn visie. Dus moest hij het doen met fabricage en sjabloneren. Het sjabloon zorgde voor een perfecte gelijkenis,maar de fysieke eigenschappen van de doos konden niet gesjabloneerd worden. Karton is ideaal voor verzending,maar niet voor de geometrische vormen die Warhol voor zijn dozen wilde hebben.’ (bladzijde 65-66) Wordt vervolgd. Nu weer het vervolg van het verhaal ‘Helblings geschiedenis’ van Robert Walser uit de bundel ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. ‘Misschien heb ik mijn roeping gemist,maar dan nog geloof ik optimistisch dat ik bij ieder beroep in zo’n situatie zou belanden,zo zou doen en het zou verpesten. Ik geniet tengevolge van mijn vermeende traagheid weinig aanzien. Ze noemen mij een dromer en slaapvos. Goh,wat hebben die mensen een talent iemand met onbehoorlijke kwalificaties op te zadelen. Het is wel waar:ik hou niet bijzonder veel van mijn werk omdat ik me altijd wijsmaak dat het mijn geest te weinig bezighoudt en prikkelt. Dat is ook weer zo iets. Ik weet niet of ik geest bezit en ik kan het nauwelijks geloven,want ik ben al vaker tot de overtuiging gekomen dat ik me iedere keer dom houd als ze mij een opdracht geven die verstand en scherpzinnigheid vergt.’ (bladzijde 34) Wordt vervolgd.