met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Dat was ook de opvatting van William Henry Fox Talbot,mede-uitvinder van de fotografie,die gewoon aandenkens wilde hebben van plekken die hij niet zelf kon tekenen,en daarom een manier uitvond waarop de natuur zichzelf kon tekenen – vandaar ‘het potlood van de natuur’,zoals hij het noemde. Er komt duidelijk meer bij kijken dan het indrukken van de sluiter. Een daguerreotypie is een gespiegelde,metalen plaat bewerkt met zilverhalogenide deeltjes die door middel van jodiumdampen vrijkomen. Er wordt een beeld geprojecteerd,wat een chemisch proces in gang zet,en na een belichting van enkele seconden is het beeld vastgelegd. Het heeft iets bovennatuurlijks dat zich met een daguerreotypie een volledige gelijkenis kan vormen op een metalen plaat. Deze techniek is ook magisch omdat die details vastlegt die voor het blote oog onzichtbaar zijn,in tegenstelling tot de fotografie van Fox Talbot met papieren negatieven. In die zin bestaat er een verband tussen de superioriteit van de camera ten opzichte van de hand-en-oog-methode van weergeven en een bepaalde traditie die na de Renaissance zo ongeveer was verdwenen. Die traditie is op briljante wijze nagespoord door Hans Belting in zijn meesterwerk ‘Bild und Kult’,waarin de afbeeldingen die mensen interessant vonden niet van de hand van een kunstenaar waren,maar ontstonden door mystieke tussenkomst,zoals in het geval van de Sluier van Veronica,waarop het bezwete gezicht van Jezus door een magische overdracht was verschenen,vergelijkbaar met de Lijkwade van Turijn.'(bladzijde 131) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Bernlef uit ‘Voorgoed’. ‘SCHITTERING///Verlegen maakt iemand/op zijn mooist,siert hem/vanbinnen///Verstrikt in aarzelingen/houdt hij het schichtig/voor gezien///Trilt hij van twijfel of/is het inspanning zijn/hand niet te laten vangen/door gebaar,zijn mond door een woord?///Door afwezigheid/schittert hij even///Dan kiest hij opnieuw zijn naam/en stelt zich handenschuddend voor.'(bladzijde 214) Wordt vervolgd.