met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘De zeefdruk paste bijzonder goed bij wat je zou kunnen beschouwen als Warhols persoonlijke filosofie. ‘Ik zou het echt geweldig vinden als meer mensen gingen zeefdrukken zodat niemand meer zou weten of een werk van mij was of van iemand anders,’ zei hij in 1963. Dus bracht Warhol,volgens de schrijvers van zijn catalogue raisonné:'[…]niet alleen diegenen uit hun koers die probeerden zijn werk te kennen of zijn hand erin te herkennen,hij stelde ook de rol van de kunstenaar als auteur van een kunstwerk ter discussie’. Bovendien ‘stelde hij het kunstkennerschap als een manier om objecten aan hun visuele kenmerken te herkennen op de proef’. Aangezien er geen ‘stijl ‘ is waaraan iemand kan zien of een bepaalde zeefdruk van hem of bijvoorbeeld van Gerard Malanga is,speelt de hand van de kunstenaar net als het oog van de kunstenaar geen rol van betekenis in het werk van de Factory. Van 1963 tot 1972 stopte Warhol letterlijk met tekenen. Het eerste grote project van de Silver Factoryjaren was het vervaardigen van exacte kopieën van de Brillo-dozen en de minder beroemd geworden varianten voor de expositie in de Stable Gallery in april 1964,waarvan ik enorm onder de indruk was. Die expositie zou zonder zeefdrukken ondenkbaar zijn geweest:de dozen waren gemaakt met sjablonen van foto’s van de bovenkant en vier zijkanten van de Brillo-doos. Vervolgens werd er op de zijkanten van gefabriceerde multiplex dozen inkt door het gaas gedrukt,met replica’s van de echte verpakkingsdozen als resultaat. Mijn filosofische interesse in de hedendaagse kunst is begonnen toen ik die tentoonstelling bezocht.'(bladzijde 144) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Bernlef uit ‘Voorgoed’. ‘GEESTGRONDEN//2//Stug,ongeborsteld jongenshaar -/melkboerenhonden – licht op tussen/de vaalgeplukte buffelruggen//Kudde die ondergronds op de vlucht slaat/net traag genoeg nog om voor landschap/door te kunnen gaan//Stilstaan – voelen hoe/je blik gezandstraald wordt/tot je geen richtingen meer kent//En door de wentelende meeuw/in diens allerwitst moment/wordt opgetild tot wat je bijna bent.'(bladzijde 257-258) Wordt vervolgd.