met het boek van Arthur C.Danto ‘Wat kunst is’. ‘Het is helemaal niet de bedoeling van de ‘Brillo Box’! Of de bedoeling van de meeste kunst op de wereld. Dat is wat Duchamp in zijn gesprekken met Pierre Cabanne zo ongeveer zei. Esthetica werd onderdeel van de bedoeling van kunst tijdens de Renaissance,waarna,toen esthetica in de achttiende eeuw pas echt werd ontdekt,de belangrijkste denkers konden volhouden dat de bedoeling van kunst het verschaffen van genot was. Omdat kunst als imitatie werd gezien was het haar doel om esthetisch aangename dingen in de wereld aan de toeschouwer te tonen – mooie mensen,taferelen en voorwerpen. In zijn geweldige boek ‘Bild und Kult’ bespreekt Hans Belting de ‘bedoeling’ van godsdienstige afbeeldingen van het vroege christendom tot de Renaissance,waarin esthetica nauwelijks een rol speelde. Afbeeldingen werden gebruikt om te bidden en te aanbidden voor wonderen,zoals de ‘Vierzehn Heiligen’ (veertien heilige helpers) uit de Duitse barok. Maar de aanhangers van de ‘Vierzehn Heiligen’ hielden van hen om hun hulp bij moeilijke bevallingen,ziektes en tegenspoed. Hun onmiskenbare schoonheid is gewoon wat er in de achttiende eeuw van beelden werd verwacht,niet waar de beeldhouwkunst over ging. Maar als esthetica niet de bedoeling van kunst is,wat is dan de bedoeling van esthetica? Dat gaat te snel. Ik wil niet ontkennen dat er wellicht kunst met esthetica als bedoeling bestaat. Ik weet niet zeker of ik hier al voorbeelden van wil geven,maar ik kan wel zeggen dat de meeste kunst die tegenwoordig wordt gemaakt niet het verschaffen van een esthetische belevenis als belangrijkste doel heeft.’ (bladzijde 186-187) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Sybren Polet uit ‘Gedichten 1998-1948)’ ; ‘Lady Godiva op scooter’. ‘BEGROETINGSSONNET BIJ HET OPSTAAN///De zon,met een slank wit been uit bed,/slaperig richt zich op:witte aarde./Er is niets te boetseren,niets is volmaakter/dan dit:Dag lieve zon van witte aarde.///Slaperig. En er is geen ziekte,geen toe-/val,nee,alleen de zee in het behang;/meeuwen van wind en linnen – ik volg/de wind langzaam langzaam met mijn hand.///Aan het einde van je talloze windstreken/is altijd water. Ik draag het water aan:/waterdrager. Ik ben van water verzadigd.///We zijn elkanders verschijningsvorm. Maar/niets is te vormen,want niets is volmaakter/dan dit:Dag lieve zon van witte aarde.’ (bladzijde 496) Wordt vervolgd.