met het boek van Peter Henk Steenhuis René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Veelgehoorde reactie op viltdoeken van Jongstra:het is alsof dit doek er altijd al hing. De werken zijn kameleontisch,de kleuren passen zich aan de omgeving aan. Dat roept een gevoel van heimwee op. Gesprek met Claudy Jongstra geel,maar dat is het woord niet Even nadat beeldend kunstenaar Claudy Jongstra een paar nieuwe viltdoeken heeft uitgespreid over planten in haar Franse tuin,strijken er bijen op neer. ‘Dit is een bijzondere bij’, zegt Jongstra. ‘De zwarte bij. Hij behoort tot de oudste populaties ter wereld,achtduizend voor Christus waren ze hier al. Tien jaar geleden waren ze bijna uitgestorven. Er zijn nog zo’n vijf populaties zuivere zwarte bijen in de wereld. Eentje daarvan huist bij ons,hier achter de verftuin’. Vanuit een klein,halfrond nisje van baksteen bekijken we een paar van haar doeken. Links een zon,een zeer expressief werk,barstensvol kracht. Rechts een meer ingetogen doek,kouder door het blauw. In de verftuin staan de planten waarmee Jongstra en haar team experimenteren,waarvan ze monsters maken om te zien wat een kleur doet als je de plant lang kookt,kort kookt,laat drogen,opnieuw kookt. Besluit ze een kleur te gebruiken voor de viltdoeken,dan laat ze de planten kweken door een biologisch-dynamische boer. Ze experimenteert in de ververij,die aan de tuin grenst. Jongstra:’Die zwarte bijen zijn ook vaak in de ververij te vinden,als de planten aan het borrelen zijn en er de meest bedwelmende geuren vrijkomen’. Wie wil leren kijken naar de werken van Jongstra moet ook leren kijken naar deze bijen. En leren nadenken over ethiek – terwijl we in Nederland alleen gewend zijn de esthetische kwaliteit van kunst te beoordelen. Een film over Jongstra’s werk begint met een uitspraak van de Duitse filosoof Peter Sloterdijk:’Handel zo,dat de gevolgen van je handelen samengaan met het voortbestaan van menselijk leven op aarde.’ Deze leidraad vormt een kern van het werk van Jongstra.'(bladzijde 16-17-18) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Sybren Polet uit ‘Gedichten 1998-1948’. ‘TIJDSCHAP///Oude locomotieven floten hun leitmotiven./Astmatische ademdruppels daalden neer. De lucht/was zowel warm als koud. Het regende rond///ieder rund en er waren er legio;en ook/ieder mens schiep zijn eigen regio,zijn/tijdgeest. Verder had niemand iets gezien,///iets gevoeld. Elke oorlog voltrok zich/in een regendruppel,werd ingeademd/als mist,als stoom uitgestoten,piepend.///Tegen zessen viel er een hevige neerslag./De soepkommen stonden al op tafel. Toen/diende zich de eerste zwerver aan. Binnen,///klopte hij nog steeds op de buitendeur. Niemand/deed open,want buiten stond niemand meer./Buiten stond alleen ik voor de deur.'(bladzijde 30) Wordt vervolgd.