met het boek van Peter Henk Steenhuis René Gude ‘Door het beeld door het woord’. ‘Naast beleidsmakers kent Jongstra ook een heel ander publiek,zegt ze. ‘Veel werk hangt in ziekenhuizen,psychiatrische inrichtingen. Een patiënt zei laatst:”Het doek roept een gevoel van heimwee op.”Een terminaal zieke man vertelde mij dat een doek zijn gevoelsleven opende. De onopgesmukte eerlijkheid van het werk raakt de mensen direct. Het werkt op de zintuigen.’ Een belangrijke ervaring. ‘Ja. Als een werk erin slaagt veel van wat wij in de loop van een leven afdichten weer te openen,kan het heimwee oproepen naar vroeger,maar ook troost bieden. Je kunt doeken dan echt als een schuilplaats beschouwen.’ Waar zou het je dan tegen beschermen? ‘In het fototijdschrift “As if Magazine” draagt de beroemde Servische performancekunstenaar Marina Abramovic een viltdoek van mij. Zo zijn die doeken oorspronkelijk ook bedoeld:na leer is vilt het oudste materiaal dat gebruikt werd als kleding. Vilt beschermde je tegen de kou. Of tegen de warmte. Patiënten willen de doeken ook graag aanraken. Er hangt bij mijn werken dan ook nergens een bordje “verboden aan te raken”. Slijtplekken maken een doek mooier.’ Een ander doek dat in de tuin op de varens ligt is blauw,indigo,een kleur die de Toearegs in de woestijn al eeuwen gebruiken voor hun tenten,om warmte te weren. Vanwege het productieproces was de kleur uiterst kostbaar. Jongstra:’Normaal gesproken kleur je wol in een verfbad. Indigo ontstaat door oxidatie. De wol wordt geverfd met wede,een plant met gele bloemetjes en grote pluimen. De kleur blauw ontstaat pas als de stof,na het verfbad,aan de lucht droogt. Om deze kleur indigo te krijgen,moet je dat proces keer op keer herhalen. Gaandeweg wordt de kleur intenser,donkerder.’ Componeer je met wol op dezelfde manier als een schilder met verf op doek? (bladzijde 23-25) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Sybren Polet uit ‘Gedichten 1998-1948’. ‘ABSTRACTE MADONNA///En o,o en o,jij abstracte madonna!/Je bestaat net als ik uit evenzoveel on-/mogelijkheden./In je ronde poesta’s galopperen mustangs,/bavianen en honingvogeltjes wijzen je de weg/naar de laatste onontdekte bronnen/met glasaaltjes en spiegelingen,de laatste nectar/voor de voorlaatste mens.///Landschappen zijn tot leven gewekte herhalingen,/wij rondzingende herinneringen/als tot bedaren gekomen tweelingstormen./Een 10 km lange duizendpoot kruist ons parcours,/hinkend door poelen vlekkenwater.///Maar hier klaroent de zon met zijn heldentenor,/nu heb je damesvogeltjes in het haar,/een wit huisspook als troeteldier/om je rond te rijden in je fantoomcarrousel,jij/wervelend binnen een al wijder uitkringende wereld,/wereld vol onvolledig licht en halve gezichten./Daar wentelen wij middelpuntvliedend tussen.////’Landschappen als herhalingen'(Pessoa)'(bladzijde 44) Wordt vervolgd.