met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Het was eerder alsof ik in een draaikolk terechtkwam. ‘Terug,weg,’ was mijn eerste gedachte. Onbewust zette ik een paar stappen achteruit,en kwam achter een witte,houten wand halverwege de ruimte te staan. Over Wineke Gartz had ik gelezen dat zij zich bij het maken van haar werk grondig verdiept in de plaats van de tentoonstelling. Alsof ze ermee in gesprek treedt. Alleen,nog voor ik aan dat gesprek kon deelnemen was ik in een draaikolk terechtgekomen,en dat helpt de communicatie niet vooruit. Nu,achter die houten wand,voelde ik me meer op mijn gemak. Vreemd genoeg deed die wand me hier in De Ketelfactory in Schiedam denken aan de prachtige entree van het Gemeentemuseum in Den Haag. Daar loop je tussen twee vijvers door naar de Kunst. Zo heeft Berlage,de architect,het ook bedoeld:de lange gang is een moment van rust voordat je de wereld van de kunst betreedt. Dat werkt ook zo:aan het begin van de gang praat je over de plaats waar je je auto hebt geparkeerd,aan het eind ben je klaar voor een ervaring van een ander kaliber. Die gang vormt de drempel naar een andere wereld,helpt je ook die andere wereld te betreden. Hier geen prachtige vijvers,geen lange gang,geen overduidelijke drempel naar een andere wereld. En toch functioneert die eenvoudige scheidingswand wel zo. Er voorbij kreeg ik onmiddellijk het idee deel uit te maken van een veelomvattend kunstzinnig universum zonder enig houvast. Terug achter de wand trad ik uit dat universum. Kunstenaars werken vaak met zo’n drempel,zo vaak dat Anthony Mertens er in zijn proefschrift een begrip voor verzon:’liminale poëtica’. Daarmee doelde Mertens op de plaats die drempels in de kunst innemen. We stappen over de drempel een andere wereld in,dat kan een woordloze wereld zijn of een andere bewustzijnstoestand;het kan ook een initiatie betreffen naar een andere levensfase. Het beeld van de drempel is een topos in de moderne kunst. ‘Literatuur leidt ons’, schrijft Mertens, ‘naar de drempel van een andere,verborgen wereld.’ De ‘liminale poëtica’ geldt net zo goed voor beeldende kunst als voor literatuur.'(bladzijde 59-60) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘In de loop van de woorden’. ‘4///zelfs het hart van de blauwste berg/klopt als een klein steentje/maar het vangt steeds het maanschip/met de wip in de tuin////Can Ocells,15 september 2012′(bladzijde 11) Wordt vervolgd.