met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Je zou het moderne chinoiserie kunnen noemen.’ Van Bentem werkt nu ruim vijf jaar met porselein. ‘Ik ben begonnen als schilder. Sinds de middelbare school word ik geraakt door popart,hyperrealisme,de klassieken,kortom door ambachtelijke,figuratieve schilderkunst. Dat was tegen de heersende mode van de modernistische,vaak monochrome abstracte kunst van die tijd in.’ Nadat hij in opdracht voor een restaurant schilderijen in jugendstil had nageschilderd op vier meter hoge panelen,besefte hij dat dit vakwerk voor hem de echte schilderkunst vertegenwoordigde. Van Bentem:’Dat was geen openbaring,geen opluchting,maar het begin van een schildercrisis. Wat moest ik in deze tijd met zo’n realistische opvatting van schilderkunst? Ik vluchtte weg in driedimensionaal werk,begon te timmeren,staal te buigen,te lassen, en ik ontdekte keramiek.’ Via keramiek en glas kwam Van Bentem in 2006 in 2006 in China terecht,in de Chinese stad Jingdezhen,het centrum van de Chinese porseleinfabricage. ‘Voor mij is porselein bijna een tussenvorm van keramiek en glaskunst. Porselein kan,als het dun gemaakt wordt,lichtdoorlatend zijn,bijna als glas. In Jingdezhen,waar de Verenigde Oost-Indische Compagnie in de zeventiende eeuw kwam om haar porselein te halen,viel voor mij alles op z’n plaats. Ik kan er werken met ongelofelijk goede ambachtslieden.’ De aap heeft me op het goede spoor gezet. We lopen van de Japanse kamer met de witte beelden terug naar de kleurrijke zaal waar de aap uitkijkt over het Hollandse landschap. ‘Dit is een achttiende-eeuwse Lodewijk XVI-kamer. In zo’n kamer stond destijds het Hollandse porselein.’ Het is hier drukker dan in de Japanse kamer. ‘Als er schoolklassen door het museum trekken,’zegt Van Bentem,’blijven ze vooral bij de kleurrijke beeldengroep staan.'(bladzijde 128-129) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Het vervolg van het gedicht ‘BEDREIGING VAN DE ZIEKEN’ ‘mijn ogen zijn gestijfd/zij/jullie zullen mij op zo’n natte dag begraven/als de zoden rauw zwart vlees zijn/en de bladeren en overrijpe bloemen gekleurd en geknakt zijn van vocht/voordat het licht aan ze kan knagen, de lucht zweet wit bloed uit/maar ik zal mijn ogen weigeren op te sluiten///pluk mijn benige vleugels af/de mond is té intiem om pijn niet te voelen/trek laarzen aan voor mijn begrafenis zodat ik de modder/jullie voeten kan horen zoenen/de spreeuwen kantelen hun gladde lekkende koppen,zwarte bloeisels/de groene bomen zijn prevelende monniken///plant mij op een heuvel bij een dam onder leeuwebekken/laat de sluwe bittere eenden op mijn graf schijten/in de regen/de zielen van krankzinnige maar doortrapte vrouwen varen in katten binnen/angsten angsten angsten met doorweekte kleurloze hoofden/en ik zal mijn zwarte tong weigeren te troosten (kalmeren)///Kijk,hij is onschadelijk,wees hem toch genadig.'(bladzijde 14) Wordt vervolgd.