met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Wie nodigt jou uit? Met wie mag je dansen? Zoals de hofdans aan het hof minder met liefde dan met zakelijk belang van doen had,zo gaat het in de kunstwereld ook om belangen,relaties. En de dans is een vreemd spel,een toneelstuk,waarin je de ander pleziert,complimenteert met zijn mooie schoenen. Maar net als aan het hof wordt er in de kunstwereld geroddeld bij het leven. Met het materiaal heb ik de hiërarchie van die wereld geconstrueerd:de zwartgroene ellipsen zijn beschilderd met de superieure olieverf – het olieverfschilderij is nog steeds “top of the bill”. De wand erachter is geschilderd met het inferieure latex. Zo zit het in de kunst ook:onderaan ploeteren werkmieren,en slechts een paar kunstenaars staan “in the spotlights”. Maar ze hebben elkaar nodig,de ellipsen kunnen niet schitteren zonder achterwand waar ze net van loskomen.’ Dat is opvallend bij ‘Court Dance I’ en ‘II’:de ellipsen komen los van de achterwand,die wel degelijk deel uitmaakt van het kunstwerk. Hebben we hier te maken met schilderijen of installaties? ‘”Court Dance I” is een schilderij. Kenmerk van een schilderij is dat het geheim aan de voorkant zit.’ Aan de achterkant,want die zie je niet. ‘Nee,de achterkant doet bij een schilderij niet ter zake,het geheim is wat je ziet. Bij beide werken blijven de ellipsen ook voorkant. Zeker bij “Court Dance I” heb ik geëxperimenteerd met de afstand tussen de olieverfellipsen en de muur. Fractie meer naar voren,fractie meer naar achteren. Uiteindelijk staan ze acht millimeter van de wand,zodat ook vanaf de zijkant de achterkant buiten beschouwing blijft.’ Is het belangrijk voor jou of een werk een schilderij is of een installatie? ‘Ja. Ik heb grafische vormgeving en architectonische vormgeving gestudeerd. Ik heb me dus altijd bezig gehouden met de tweede en derde dimensie. Het lijkt alsof je driedimensionaal meer ruimte kunt scheppen. Het tegendeel is waar:ik kan op een heel klein doekje een veel grotere ruimte scheppen dan met welke installatie ook.'(bladzijde 169-170) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘ER IS EEN GROOT SOORT VOGEL MIJN BEMINDE////er is een groot soort vogel mijn beminde/ik weet niet of het een wilde gans is/of een tamme albatros/of misschien is het een bergvalk beminde/zo groot en zo licht als een bergkruin vol sneeuw///borst en buik van die vogel zijn zwart/zodat je hem ’s nachts niet ziet vliegen/maar hij zingt met hetzelfde geluid als de sterren;/en vleugel en rugveren van die vogel zijn blauw/zodat hij overdag onzichtbaar ondersteboven zweeft/je ziet soms alleen twee schaduwvlekken/over je ogen schuiven beminde///bleek is de kleur van mijn beminde/zwart is zij in heel mijn nacht/en ook altijd tussen mij en mijn ogen'(bladzijde 42) Wordt vervolgd.