met het boek van Pete Henk Steenhuis en Rene Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Gesprek met Bernadet ten Hove’. ‘Geloofwaardig gezicht’ Tekstje vooraf;’Portretten zijn geen portretten,het zijn gezichten. Vergezichten. Het gaat om het menselijk vermogen,het menselijk potentieel. Laat zoveel weg dat er iets wezenlijks ontstaat,iets wat voor ons allemaal geldt.’ ‘Waar ken ik dat gezicht toch van? Onlangs stond in het blad ‘Nature Communications’ een artikel over het herkennen van gezichten. Daar zijn wij mensen goed in,beter dan computers. We vinden bekenden snel terug in een menigte en hebben aan een paar gelaatstrekken genoeg om iemand te identificeren. Soms gaat het mis.Als we op het strand van Ibiza onze huisarts tegenkomen,hapert het brein:waar ken ik die vrouw ook alweer van? Hoewel de neurowetenschappers die het artikel schreven dit foutje niet kunnen verklaren,is duidelijk dat er bij de herkenning van gezichten twee hersengebieden actief zijn. Het ene verwerkt de informatie over het waargenomen gelaat,stand van de ogen,grootte van de oren,en de vraag of het een bekend gezicht is. Het andere gebied speelt een rol op de achtergrond. Dat beoordeelt of de informatie in een vertrouwde context wordt aangeboden of niet. De twee gebieden vullen elkaar aan. Ik las het artikel van wetenschapsredacteur Joep Engels van Trouw een dag nadat ik de licht vervreemdende portretten had bekeken van beeldend kunstenaar Bernadet ten Hove. Ineens vermoedde ik dat deze menselijke activiteit mij de sleutel aanreikte tot de beelden van Ten Hove,juist omdat zij zelf niet spreekt van portretten,maar van gezichten. ‘Ik wilde niet onmiddellijk in de traditie van de portretkunst terechtkomen,’ zei Ten Hove tijdens ons gesprek in haar Groningse atelier.’ (bladzijde 252-255) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breitenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘DE VLAM AAN DE MOND////’In het Duitsland van de jaren twintig liet Haarmann,slager van beroep,zijn slachtoffers leegbloeden met het tweevoudige praktische oogmerk wit vlees en bloedworst te verkopen.’///Wanneer ik op een dag zelfmoord pleeg zal ik ergens een net pak moeten lenen opdat ik voor de gelegenheid toepasselijk gekleed ben. Ik zal een overhemd dragen met kant aan de voorkant,en een vlinderdas-zo een die je zelf moet strikken,niet een die je vastklikt. Mijn schoenen zullen zwart zijn,van blinkend leer en gepoetst,en mijn sokken lichtgeel van kleur. Ik zal mijn haren diezelfde dag voor het eerst in jaren hebben laten knippen en mijn snor zal ik met reukwater hebben besprenkeld. Ik zal een van die houten lepeltjes die je bij roomijsbakjes krijgt in muntwater dopen en die dan in mijn mond op de tong legen;dat houdt de adem fris en zorgt ervoor dat de tong niet wordt ingeslikt. (O,dit zal zo’n belangrijke gelegenheid zijn!)’ (bladzijde 110) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af. Woensdag