met het boek van Peter Henk Steenhuis en Rene Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Zijn er ook onvoorziene baten? ‘Naast de omzetten van de farmaceutische industrie,bedoel je? Voor mij zeer zeker. Wie niet alert hoeft te zijn op steeds wisselende omgevingen,vol kansen en bedreigingen,kan zijn losgezongen verbeeldingskracht en begripsvermogen gebruiken om als een ontketende Prometheus beeldenstormen op te wekken waar de arme oude wereld geen idee van had. Uitgedrukt in nuchtere neurofysiologische termen:wij zijn met slechts tien procent van onze hersenen betrokken bij onze directe omgeving. De andere negentig procent gebruiken we om te plannen,causale verbanden te leggen,hypothesen te formuleren of te mijmeren over het verleden. Maar het was veertigduizend jaar geleden al duidelijk dat we daarmee onze reacties op de natuurlijke veranderingen – alles stroomt,niets blijft, weet je wel – sterk verrijkt hebben met zelfgeproduceerde verwarring in ons gemoed. Dus zijn we ons verdriet over uitgestorven jachtdieren voor elkaar zichtbaar gaan maken op rotswanden. We hebben geruststellende rituelen en verhalen voor elkaar verzonnen toen onze instincten niet voldoende bleken voor navigatie in onze binnenwereld. Passieve natuuraanschouwing is geleidelijk vervangen door actieve theorievorming.’ (bladzijde 334-335) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘RIJLIEDJE VAN DE BRUIDEGOM’. ‘mijn berghokje mijn woestijnvrucht/wanneer het weer moussem is in Imilchil/zal ik je herkennen aan de kohl rond je ogen het karmijn van je wangen/de kleurrijke mantel gewoven over je bruidswitte kleed/en om je hals de uitgroeisels van geluk en mijn fortuinlijke lot/in zilver en barnsteen en amber/want jij hebt bezit van mijn lever genomen///de honing van de maraboet is een scriptie in het stof/jij zal een handvol smeren over je borsten met hun witte naden’ (bladzijde 194) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.