met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”De vigerende regels zijn helemaal niet rationeel – ik zou haast zeggen helemaal niet geestig – en het lichaam toont zich daardoor op perverserige manieren. Herwaardering van een plezierige lichamelijkheid is ten zeerste geboden.’ Daarom is het zo goed dat Kooi secuur,mooi,liefdevol,vloeiend,erotisch en aantrekkelijk het Lustvolle een plaats geeft. ‘Zij wijst op een belangrijke omissie. Sinds de oudheid is er de klassieke driedeling:het Goede,het Ware en het Schone. Die idealen zijn gebaseerd op respectievelijk de wil,het verstand en de zintuigen. Maar waar blijft de begeerte? De emoties? De wil is gericht op de toekomst en dus op wat er nog niet is. Begeerten zijn altijd heerlijk hier en nu,dat is iets heel anders. Ze zijn er dus één vergeten:het Lustvolle. Dat komt vermoedelijk doordat het zo lastig te beheersen of te controleren is. Maar door het niet als een aparte bouwsteen te erkennen duw je hem wel in het ondergrondse. Het Lustvolle werd het kwade,dat getransformeerd moest worden tot mooi,waar of goed door het te sublimeren. Het Schone,het Goede en het Ware werden de vorm van onze kwalijke begeerten. Lustige seks voor het huwelijk mocht niet – dat was kwaad. Maar in het gereguleerde huwelijk was het Lustvolle,mits met mate,weer goed. Sterker nog,als er geen kinderen kwamen,vroeg de pastoor wat er aan de hand was.”(bladzijde 367) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘DE COMMUNIST HERINNERT ZICH’. ‘in het donker is de stad een wervelend hart/vol onverholen hartstochten en slapeloze opschudding/een dwarreling van witte motten – elk zo groot/als een wuivende hand – schittert en kolkt/en balt samen in de blauwe zuilen van schijnwerpers/die het nachtruim aftasten/boven het gat waar eens/hemelbestormende wolkenkrabbers van het kapitalisme stonden/en nu nog slechts een poel verloren gedachten resteert/helikopters dartelen rond als motten uit de hel/boven het sombere woud van torenspitsen en schoorstenen/en schieten lichtstralen neer over dak en binnentuin en steeg'(bladzijde 246) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.