met het essay van P.F.Thomése ‘De werkelijkheidsverbeteraar,over de scheppende blik. Uit ‘Verzameld Nachtwerk’. ‘Door de Don Quichotte van Menard te lezen ontdekt Borges mogelijkheden die er eerst niet waren en hij droomt al van een nieuwe literaire orde. Stel je voor:’Aan Louis-Ferdinand Celine of James Joyce de ‘Navolging van Christus’ toe te schrijven,is dat niet voldoende om die broze,spirituele vermaningen nieuw leven in te blazen?'(Jorge Luis Borges,De Zahir,verhalen. Vertaling A.Sillevis,Amsterdam,1973,p.103-115) Je zoekt plekken in de tekst en probeert die bewoonbaar te maken,in te richten voor eigen gebruik. Want je neemt er geen genoegen mee dat je iemand die zo te zien correct Nederlands bezigt,niet verstaat. Zoals een schrijver er geen genoegen mee kan nemen dat zijn woorden niet overkomen. Zo doet men van beide kanten zijn uiterste best om elkaar te verstaan. Deze houding heet,met een versleten woord,communicatie. Communicatie is het negeren van het misverstand. Toverwoord der beleidsmakers is het,de mythe van deze tijd. het maakt meer kapot dan je lief is. Denk aan de eerste westerse ontdekkingsreizigers en de handelsmissies die in hun kielzog meevoeren:zij communiceerden met kraaltjes en spiegeltjes en beroofden de inheemse bevolkingen van hun schatten.'(bladzijde 48-49) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘BELIJDENIS’. ‘de olifant die ik in het circus had toegewuifd/herkende me tien jaar later niet meer/hoewel een man de buik van de vrouw binnen kan gaan/om daar te snuffelen en te snotteren als een varken in een trog/zal hij nooit het droomland van de vrouw bekennen/en buitenste duisternis zal hem verblinden///ik heb God nooit gekend/heb de hemelse vaandels nooit in de wind zien wapperen/noch een van zijn of haar klonen/al heb ik op mijn tenen op de tafel mogen kijken/naar de knokkels en de repen vlees van kadavers'(bladzijde 284-286) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.