met ‘De kunst van het lezen’ van P.F.Thomése. Uit ‘Verzameld Nachtwerk’. ‘Het is vreemd dat de kunst van het schrijven,die toch algemeen erkend is,geen evenknie heeft gekregen in die van het lezen. In verhouding tot de muziek,waar de praktijk van het interpreteren zeker zo belangrijk is als die van het componeren,komt de literatuur er bekaaid van af. En dit terwijl het lezen van een roman of gedicht het best vergeleken kan worden met hoe een dirigent zich over een partituur buigt. Hij moet er muziek van zien te maken. Zonder hem blijven de noten dood aan hun balken bungelen. Hetzelfde geldt voor de bedrukte bladzijde. Hoe virtuoos,gevoelig,verfijnd en diepzinnig de woorden ook zijn neergeschreven,ze blijven van papier en drukinkt zolang er geen prins langskomt om ze wakker te kussen. Elk boek is voor honderd jaar in slaap gevallen,wachtend op die ene,ware lezer die zich door de woekerende rozen van loze woorden een weg naar binnen weet te banen om zo de tekst wakker te kussen en weer te bezielen met een leven dat eruit verdwenen was. Hoeveel boeken hebben er niet voor dood op mijn bureau gelegen,naast mijn bed,in mijn tas onderweg:je doet je best,maar ze gaan niet zingen in je hoofd. Je leest ze,maar je leest over de zinnen heen. Het lukt niet om er contact mee te krijgen. Het kunnen erkende klassiekers zijn,bestsellers van het jaar,romans van vrienden,boeken die ik vroeger erg goed vond