met ‘Megalomanie voor beginners,protocollen’. Uit ‘Nergensman’ van P.F. Thomése. ‘Hoe kwamen ze aan die woorden:overlijden,mortuarium,begraafplaats,condoleance? Clichés,meneer,wat moest ik ermee? Rot toch op! Er werd een ordelijke voorstelling van zaken gegeven die niet klopte met de werkelijke situatie die – dat was duidelijk – niet kon bestaan zolang de woorden ervoor nog niet bestonden,dus wat lulde iedereen? Kon niet iedereen zijn bek houden? De vernietigende bruutheid van het woord dood nu het een gezicht had gekregen,het vertrouwde gezicht van mijn vader. Ziekenhuis,kanker,sterfgeval. Woorden die ik meed. Voor je het wist sprongen ze op uit het gedrukte gareel,vampiers die meteen je strot zochten en die afbeten. En toch,het wende,die woorden van iedereen en alledag,net als de pootaarde waarin zijn resten lagen te rotten en te vergaan alsof het weggegooide troep betrof. Mijn arme,onterugkeerbare vader:voorgoed opgenomen in een microkosmos van sarcofage insecten en bacteriën. Na de begrafenis begon ik zijn pakken te dragen,zijn jassen. Zijn hoeden zette ik niet op. Ik bleef liever blootshoofds denken dan met de dop erop. Daar liep ik,in die overleden kleren,levende vogelverschrikker die de kraaien op afstand moest houden. Een ‘fashion man’ was ik nooit,de dood was mij extreem genoeg. Toen hij van mij was geworden,kon ik hem gaan missen. Wij waren personages geworden in een ongeschreven roman,we bestonden niet echt en daardoor konden we gaan bestaan.'(bladzijde 41-42) Wordt vervolgd. Nu weer een verhaal van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. Titel van het verhaal ‘Klotsen over je stoel’. ‘Vliegen naar het noorden. Dag kolkend van mist en wolken. Toestel trillerig,geen land te onderscheiden. Aardige passagiers. Iemand begint een liedje. Klaar om te landen in Kopenhagen. Won-derful won-derful Kopenhagen. Nadering zo laag over smalle straat dat enorme vleugels over dakterrassen moeten vegen van de hoge gebouwen aan weerskanten. Piloot moet zijn stad kennen als palm van hand. Toch,stel dat iemand een flinke potplant of zijn doodskist daar had laten staan voor de koele lucht! Korte stop,wie wil kan de benen strekken.'(bladzijde 19) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.