met ‘Tot besluit’ van Arnold Heumakers uit het boek ‘De esthetische revolutie’. ‘Beide mogelijkheden maken deel uit van het romantisch-moderne kunstbegrip,dat zich met de ‘Frühromantik’ voor het eerst in voldragen vorm aandient. Vandaar dat ik deze vroege Duitse romantici en hun ‘esthetische revolutie’,alsmede aanzetten tot ‘l’art pour l’art’ bij sommigen van hen,beschouw als het eindpunt van de grote esthetische revolutie die zich in de achttiende eeuw heeft voltrokken en die de afwisseling van het klassieke door het nieuwe romantisch-moderne kunstbegrip tot inzet heeft. Het patroon is vanaf ongeveer 1800 duidelijk;de associaties die tot op heden resoneren in de begrippen ‘kunst’ en ‘literatuur’ hebben zich aangediend. Een nieuwe esthetische revolutie? Sinds het romantisch-moderne kunstbegrip domineert,is het ‘crisis’ in de kunst. Dat wil zeggen:sindsdien is de autonoom geworden kunst op zoek naar haar maatschappelijke functie. Kunst en literatuur blijven tenslotte sociaal-culturele fenomenen die zich altijd definiëren in relatie tot hun reële en ideële omgeving,tot de wereld waarin ze moeten opereren en de ‘wereld’ die ze zelf creëren. ‘Crisis’ is voor de moderne kunst en literatuur hun normale toestand en vloekt niet met de min of meer stabiele positie die zij hebben ingenomen binnen de burgerlijke samenleving van de negentiende en de vroege twintigste eeuw:enerzijds als kritische vrijplaats waar meer kon en mocht dan in de rest van die samenleving,anderzijds als bron van beelden en parolen ter versterking van de cohesie binnen de natiestaat.'(bladzijde 359-360) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Resten van mijn verhaal’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘En ze zullen onze jonge Okz een verhoor moeten afnemen,zeggen ze. (‘Justisie’,snuift de Sjef vol walging,vingerend aan zijn dasspeld met een juwelenrijke hand.) Mijn geest verduistert door een oeroude toorn. Ik trompetter mijn woede uit. Hoe durf je haar dat aan te doen? Weet je niet dat dat het ontwrichten is? Wil je haar confronteren met het groeien van de leegte? Ik grijp de Aanklager bij zijn jas en smijt hem over mijn hoofd heen. Een van zijn assistenten,een zwarte man met een duur tweedpak aan,probeert tussenbeide te komen.'(bladzijde 31) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.