met de lezing van J. F. Vogelaar ‘De kunst van het lezen’. ‘Ik vind dat een mooi woord:’stofwisseling’,en lezen is wel in meer opzichten met eten en verteren te vergelijken. Ook eten wordt pas met de jaren een kunst – na veel oefening,na veel proeven en vergelijken;en op voorwaarde dat de eerste en de ergste honger is gestild en heeft plaats gemaakt voor zin,trek… De eetlezer wordt kieskeurig,hij eet niet meer alles wat wordt opgeschept en pikt niet zomaar alles wat hem wordt voorgeschoteld. Lezen is net als schrijven een kunst en een spel,met een niet minder grote inzet,ook al blijft die veelal onbewust. Ook als de lezer opgaat in zijn lectuur,bevindt hij zich ergens anders dan in de tekst,in het verhaal,in de andere wereld die hem daarin wordt voorgespiegeld. Dat is niet onbelangrijk. Immers,men is al gauw geneigd fictie op te vatten als een microkosmos waar op kleinere schaal dezelfde verhoudingen gelden als in de ongeschreven wereld. Zo dat niet het geval blijkt,wordt het als pure fantasie gezien,dus als het tegendeel van (de) werkelijkheid. Als hij zich al lezend in een andere ruimte,een andere tijd,een andere logica dan die van het gewone leven bevindt,dan is dat een tussenruimte – een speelruimte tussen werkelijkheid en fantasie – het universum van het alsof.'(bladzijde 14) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Het lichaam trilt van het woord’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Langzaam,heel,heel langzaam – ik herinner me eens gehoord te hebben dat in vroeger tijden een reiziger zo ongehaast zijn weg ging dat hij geen vreemdeling meer was als hij aankwam – langzaam draai ik mijn ogen in de richting van de orerende Mfowethu. ‘Hier staan we dan’,zegt hij gebarend naar de opengehakte aarde. Ik zie hoe stroompjes zweet barstjes maken in zijn gezicht. Vergis ik me of gebruikt hij een laag make-up?'(bladzijde 54) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.