met ‘Rizoom,een inleiding’ van Deleuze en Guattari. ‘(Je ziet dat Melanie Klein niets begrepen heeft van het probleem van de cartografie van de kleine Richard,een van haar patientjes,en ze stelt zich tevreden met het afdrukken van overbekende kopieen – Oedipus,de goede en de slechte papa,de slechte en de goede mama – terwijl het kind vertwijfeld probeert een indeling na te volgen die door de psychoanalyse volledig ontkend wordt.) Drijfveren en partiele objecten zijn noch stadia op een genetische hoofdas noch posities in een dieptestructuur,ze zijn politieke voorkeuren voor problemen,in- en uitgangen,doodlopende straten die het kind politiek beleeft,dat wil zeggen,met de volle inzet van zijn verlangen. Herstellen we nu toch niet opnieuw een eenvoudig dualisme door de kaart en de kopie net als de goede en de kwade kant tegenover elkaar te plaatsen? Is het niet eigen aan een kaart dat zij gekopieerd kan worden? Is het niet eigen aan een rizoom dat het met wortels vergroeid is,dat het soms met deze verstrengeld is? Bevat een kaart geen overtollige verschijnselen die al op haar eigen kopieen lijken? Heeft ook een veelheid geen lagen waar samengroeiingen plaatsvinden van eenwordingen en totaliseringen,opeenhopingen,mimetische mechanismen,betekenisdragende machtsgrepen en subjectieve toevoegingen?’ (bladzijde 34) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Een ketting voor zijn horloge’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles een paard’. ‘Haar enige rijkdom is het mooie lange haar dat ze geerfd heeft van haar grootmoeder. Ze kunnen hun ogen niet afhouden van het moois in de juweliersetalage. Voor kerstavond maken ze allebei met zorg een surprise klaar voor de ander. Hij heeft zijn horloge verkocht om een kam te kopen voor haar haar,zij heeft haar haar verkocht voor de ketting voor zijn horloge.’ (bladzijde 70) Dit was het verhaal. Wordt vervolgd.