met ‘Netwerk in eclips’ van Samuel Vriezen. ‘Een immobiliserende passiviteit,zelfgenoegzaamheid,geloof in de zichzelf grondvestende aard van de materiële wereld (een sociale wereld die korte metten maakt met actieve politiek – bewustzijn,schrijven,enz.) – als basiseigenschap. ’te afhankelijk nog van onverwachte patronen in het aangeduide/(fuck epistemologie)/kan ons toch niks schelen’. Schrijven als documentaire. Schrijven als opname. Naturalisme. ‘De voorbeelden zijn eindeloos maar niemand heeft ze nodig’. 2. Taal als een systeem & een structuralistische anti-systeempoëtica ‘Woorden/waren/wat/welgevormd/was/welke/weggegooide/woorden/wachten/wensen/wier. Meer dan een rekwisiet,de woorden passen de context slecht’. Zo’n paradigma van de taal als een representatiemedium,als aanduiding,is te betwisten. Vooral een structuralistische visie op taal kan dat paradigma aanvechten,door enkele beweringen die geassimileerd moeten worden vetgedrukt neer te zetten. ‘Filtert iets wat woorden voor het filteren betekenen’? Taal aanvaardt niet langer zijn ondergeschikte rol in een programma dat schrijven voor representatie wil houden,onzichtbare inkt. ‘Onnoemen’. Nu weer verder met het gedicht ‘Al met al’ van Hans Tentije uit de bundel ‘Om en nabij’. ‘langzaam kruipt de schemer uit het dal omhoog/en lijkt even op de nevel boven de rivier/te drijven,verliest zich dan in duisternis en onbegrepener/mysteriën – er is niets/uiteindelijk dat je verlangen/stillen kan///alsof landschappen,zeeën en buitenwijken/van steden een antwoord weten/speuren je wolkenluchten de horizon/ononderbroken af///maar onder geen beding zullen eerdere plekken/nog met hun ogenblikken samenvallen – ‘(bladzijde 6) Wordt vervolgd. Dit was het gedicht. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lichtspraak’ van Mark van Tongele het woord ‘glaassterroetdauw’. (bladzijde 58)