met ‘Walter Benjamin – Reddend nihilisme’ uit het boek van Frank vande Veire ‘Als in een donkere spiegel;De kunst in de moderne filosofie’. ‘De taal is dan gedegradeerd tot een middel waarmee de mens buitentalige inhouden benoemt en meedeelt. De burgerlijke,instrumentele opvatting van de taal als een communicatiemiddel,met zijn ‘zenders’ en ‘ontvangers’,weerspiegelt slechts deze degradatie. Maar het ‘adamistische naamgeven’ blijft in de instrumentele taal doorwerken,bijvoorbeeld in de eigennaam,die op zichzelf niets betekent maar waarmee de ouders hun kinderen aan God opdragen. De eigennaam behoudt als het ware nog iets van de scheppende kracht van het goddelijke woord. Maar niet alleen de eigennaam,ook de poëzie en de kunst houden de vlam van Gods woord levendig in een taal die tot een conventioneel tekensysteem is vervallen. De niet minder cryptische tekst,’Die Aufgabe des Übersetzers’,kan als een complement bij de zondevaltheorie in ‘Über Sprache’ worden gelezen. Daar schrijft Benjamin aan de vertaling van literaire werken een messianistisch potentieel toe. De vertaler moet de verwantschap naar boven halen die de eigen taal heeft met de vreemde taal en met uiteindelijk alle talen. Deze verwantschap speelt zich niet af op het niveau van wat concreet is bedoeld (‘das Gemeinte’,het ‘betekende’ in de hedendaagse taaltheorie),maar op net niveau van de ‘wijze van betekenen'(‘die Art des Meinens’,de ‘betekenaar’).(bladzijde 174) Wordt vervolgd. Nu verder met gedichten van b.zwaal. Als eerste de bundel ‘dat vat’. Het eerste gedicht. ‘het schip van de helling zweeft nat/de bultboeg verstoot het sierlijke water///zo zucht het verdronken water/zijn zijhals neigt tot het huilende paard///dat het zwevende water uit springt/de kust verlaat/zijn staan ontzwemt///open dat schip/ballingwater'(bladzijde 7) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ”t pleinveeveer’. (bladzijde 122)