met ‘Walter Benjamin – Reddend nihilisme’ van Frank vande Veire uit het boek ‘Als in een donkere spiegel;De kunst in de moderne filosofie’. ‘Op die hogere kennis doelden zij met de term ‘intellektuelle Anschauung’. Deze betrof een onmiddellijk inzicht in het absolute als eenheid tussen subject en object. Dit metafysisch inzicht bleef in Kants kenleer iets puur hypothetisch,en in zijn esthetica een ervaring die getekend is door een ‘alsof’- karakter. Maar zoals in het hoofdstuk over Schelling,Schlegel en Hölderlin bleek,werd de ‘intellektuelle Anschauung’ ook door de roamntici reeds serieus geproblematiseerd. Benjamin sympathiseert duidelijk met deze problematiserende,(zelf)kritische tendens in het romantische denken. Niet toevallig behandelt hij het wezenlijke belang dat reflectie en kritiek voor de romantische denkers hadden. Voor romantici als Novalis en Friedrich Schlegel is de kunstkritiek niet zomaar een reflectie op een prereflexieve esthetische ervaring,of die nu zintuiglijk,emotioneel of spiritueel van aard is. Integendeel,de kritiek moet een reflectie uitdiepen die reeds in het kunstwerk zelf aan het werk is. In die zin is het kunstwerk niet zomaar een object. In het kunstwerk reflecteert,spiegelt de natuur zich aan zichzelf,en voor de jonge,romantische Schlegel komt er aan deze zelf(be)spiegeling geen bewust Ik te pas.'(bladzijde 176) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van b,zwaal uit de bundel ‘dat vat’. ‘zij is een vaasje/vers///winde/mijn kind/breekt'(bladzijde 11) Nog een gedicht van b.zwaal. ‘ik beren het kasteel/beschutting tegen dood/en kou,en vol/van brood,muziek en/dekensvoller vrouw///de gracht drijft/aan deze zijde lijft/de verte mij vrij/aan gene zijde stijft/blijven mij bij///is optrekken er tot/van groter eindigheid dan/’t zijn erin/op slot'(bladzijde 12) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘lichtschikkend’. (bladzijde 129)