met ‘Walter Benjamin – Reddend nihilisme’ van Frank vande Veire uit het boek ‘Als in een donkere spiegel;De kunst in de moderne filosofie’. ‘Verblekende schoonheid Benjamins complexe essay uit 1922 over Goethes roman ‘Die Wahlverwantschaften’ is zowel geïnspireerd door het romantische begrip van kritiek als door de zondeval- en verlossingsleer van zijn vroege taaltheorie. Na een studie van het ‘zaakgehalte’ (in dit geval de expliciete inhoud en motieven van de roman) dient de kritiek door te stoten naar het ‘waarheidsgehalte’ van het kunstwerk,dat meestal aan de tijdgenoten van de kunstenaar en zelfs aan de intentie van de kunstenaar zelf ontsnapt. In Goethes roman is het zaakgehalte de mythische wereld waarin de personages verstrikt zitten. Mythisch is bijvoorbeeld de greep die het instituut van het huwelijk,hoe verburgerlijkt ook,ook de personages heeft. Het mythische staat voor Benjamin voor de eeuwige wederkeer,voor de noodlottige cirkel van schuld en boete waaraan de mens is overgeleverd. In de ban van het mythische blijft de mens afhankelijk van natuurlijke tekens en orakels. Vanuit een commentaar op deze mythische laag probeert Benjamin het metafysische waarheidsgehalte van Goethes roman open te leggen. De centrale figuur in ‘Die Wahlverwantschaften’ is volgens Benjamin de mooie Ottilie.'(bladzijde 177-178) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht uit ‘Lichtspraak’ van Mark van Tongele. ‘MIEZERING/////De regen tikt de zee wezenlijk op haar vingers,/verzegelt met lak haar binnenvering,vol en bijna.///Moedertjelief,in haar nachtwaterglans door-/glinsteren verre onherstelbare herinneringen.///In zak en as voor het spiegeldraadglas./Kletsnat drijf ik mijn binnenland in.'(bladzijde 10) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ’toneelhaar'(142)