met ‘De lezer en de wereld’ van Jeroen Mettes uit het boek ‘Weerstandsbeleid’. ‘Dit is een ascetische poëzie. De opsomming van zintuiglijke indrukken die concreet lijkt – ‘Als jij me abstracties geeft,/Neem ik een takje tijm'(Ibid. p. 7) -,is in wezen abstract,precies omdat het niet meer is dan een opsomming:de dingen staan op zichzelf,dat wil zeggen in een minimale relatie tot elkaar en tot de wereld,zoals producten in de supermarkt. De fantasie van het absoluut singuliere ding – ‘Maar als ik een bloem pluk,pluk ik een bloem/Die ik alleen als bloem ervaar'(Ibid. p. 33) – is een fantasie van het Niets,want dat wat met niets overeenstemt,wat door niets bepaald is en niets bepaalt,wat volkomen zonder context is,is niets. Dit Niets,onvolmaakt uitgedrukt in de dingen zoals ze in arbitraire volgorde aan ons verschijnen,is wat inspireert als een ‘hinaus’ of ‘Nirgends ohne Nicht’,het Nirwana waarnaar verlangd wordt: ‘De wereld is me abstract aan het roepen,/Die kuil waarin soms water wordt ontdekt,/Die heuvel waarop men lijm en gelatine maakt,/Dat tuintje waarin de kruiden spiritus krijgen,/Dat kanaal waaronder soms melasse stroomt,/Die indrukwekkende kabel,opgerold als wereld.'(De geschiedenis van een opsomming(2000), p. 15) Het mag inmiddels duidelijk zijn dat de genoemde wereld veel minder de zinnelijke wereld is van wat Blake ‘minute particulars’ noemde – laat staan een wereld waar wij voor verantwoordelijk zijn,ons product -,dan een abstracte wereld waarin uit elk ding zijn betekenis gezogen is,een schimmenwereld.'(bladzijde 300-301) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Een loeiende tier’. ‘SAMENHANGZIN/////De tijd zoet.beverderd. Stoeien,/afgwisseld met samen zitten/op een grote kluit. Welhitte///snavelzegge vruchtenbowl/hartblad navelmerk/kiemwit vleugelzaad.///Peuteren vlooien strelen/en knuffelen,vibrerend/gezoen,zoembestuiving.///Iedereen heeft het nodig./Het is de ene schooier leed/dat de andere bij de deur staat.///Wat kunnen wij anders dan/zo goed en zo kwaad als mogelijk/elkaars zwaartekracht helpen dragen.'(bladzijde 29)Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord, beter de woordgroep ‘onze hoge overvoltooide vingers’. (bladzijde 166)