met ‘De lezer en de wereld’ van Jeroen Mettes uit het boek ‘Weerstandsbeleid’. ‘Niettemin mag duidelijk zijn dat de ontkenning van de maatschappij in het algemeen neerkomt op de bevestiging van de concrete maatschappij waarin wij leven:’Ik bemin war er zoal is,zoals het is’,’Ziedaar mijn bijdrage aan het leven’. Een verwonderingsgedicht is een ideologische fetisj bij de zogenaamde noodzakelijkheid van de marktmaatschappij,een poëtisch ‘bewijs’ hiervan,of liever gezegd:een quasi-spiritueel supplement bij de noodzakelijkheid,een soort ‘happy pill’ om haar draaglijk te maken. Deze noodzakelijkheid is echter volkomen contingent;zij is op arbitraire en gewelddadige wijze afgekondigd. Als men zegt dat de samenleving niet maakbaar is,dan bedoelt men in feite:’De samenleving is niet maakbaar door ‘jullie’. Laat ons het werk maar doen:bureaucraten,kapitalisten,specialisten – mensen die in dezelfde restaurants eten.’ En als een gedicht zegt:’Het is verwonderlijk dat er dingen zijn en niet eerder niets,’ dan zwijgt het over hoe onverdraaglijk de dingen wel niet zijn,en mystificeert bovendien zijn eigen verlangen naar het Niets zoals dat concreet gestalte krijgt in de uitgestalde waar van de epifanie. Met andere woorden:het gedicht bevestigt een maatschappij waarin vrijheid wordt geïllustreerd door het op de knieën vallen voor een showmodel. De wereld waarop vertrouwd wordt is een schim,een weerspiegeling in een winkelruit:’De wereld loopt weg uit de winkels'(De zon en de wereld, p. 32).'(bladzijde 303-304) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘ZONNECELLENWONDERSPRAY/////De indigoboom al/wankelt hij van de woeker/aan de boezem koesteren,/roodsnavelbossenlekkers/kraalbeenloomkikkers en/kussenspekselstelnet/druifvlieszweefrekverband/harttepelbalsemkruid/weerschijnvlindervernuft,/de dag in hé0groot blijven/kleuren en het krijsende/vaasje in weer galmend/wit windbloemtoortslicht/blauwglansschelphoren.'(bladzijde 33)Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord,de woordgroep ‘botergebloemde koevoet’. (bladzijde 168)