met ‘Het schrift’ (Derrida) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Natuurlijk kun je zeggen dat die teksten dan verkeerd werden gelezen door de nazi’s. Maar daarmee,aldus Derrida,probeer je alleen met een ethisch verbod iets te verdoezelen wat desalniettemin gebeurt,hoe dan ook. Teksten gáán nu eenmaal hun eigen weg,en dat ze dat kunnen doen zegt iets over het wezen van de taal en de tekst zelf. Het scherpst komt dat misschien tot uitdrukking wanneer we onze eigen teksten overlezen. Onherroepelijk komen ze ons vreemd voor,door de afstand in de tijd. Iedereen die wel eens een verhaal,artikel of zelfs brief geschreven heeft,zal dat herkennen. Na enkele jaren,soms al na enkele dagen,kijk je met verbazing naar je eigen handschrift en dan vraag je je af:waarom heb ik dat in godsnaam geschreven,wat bedoelde ik er eigenlijk mee? VERVREEMDING Zo is het schrift een medium van vervreemding. De woorden maken zich los van de oorspronkelijke intenties waarmee ze werden opgetekend en hun betekenis moet elke keer wanneer ze worden gelezen opnieuw worden geconstrueerd. Daarom kunnen ze,in steeds wisselende contexten,steeds weer nieuwe betekenissen krijgen. Een geschreven tekst is principieel onuitputtelijk en nimmer geheel te doorgronden. We hebben immers alleen de tekens,de woorden tot onze beschikking,maar niet de intentie van de schrijver,zoals we van Saussure hebben geleerd.'(bladzijde 312-313) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘HET STRAMME WOORD EN ZIJN VLOEIENDE BETEKENIS/////Als je zielenhoog aan de wind vaart met een heilbot/dan kun je niet meer opsturen voor drift omdat je dan/// in de wind komt te liggen.///Vanwege de dwarsgolven voert opsturen/// met de wind schuin op de kop///je te ver van je koerslijn;dus deze drift dien je te ondergaan:/je maakt van je ware koers een behouden ware koers.'(bladzijde 49) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘ontijlt zijn ledematen’. (bladzijde 198)