met ‘Het schrift’ (Derrida) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Het woord combineert de afbraak van een systeem dat,na het falen van de hoogmoedige moderniteit,plaats moet maken voor een ander soort denken,met de opbouw die zelfs in die pogingen onvermijdelijk weer plaatsvindt. Proberen wij te ontsnappen aan de overmeestering van de wereld in een stramien dat overzicht,beheersing en waarheid pretendeert,dan nóg zullen we steeds weer geconfronteerd worden met ons eigen zoeken naar waarheid en onze onvermijdelijke behoefte aan inzicht en houvast. De taal zelf die wij gebruiken,de woorden waarmee wij de wereld naar onze hand zetten en de grammaticale regels waarmee wij hen in een orde plaatsen,laten ons geen andere keus. Zo is deconstructie een nooit voltooide opdracht waarin het denken moet leren tegen zichzelf in te denken,aldus Derrida. Van wat Heidegger al kritisch de ‘metafysica’ noemde – de illusie van een denken dat de wereld doorziet en beheerst – zijn we nu eenmaal nooit verlost. Maar we kunnen de valstrikken ervan leren onderkennen en zo – ‘sadder but wiser’ – beter begrijpen wie wij zijn,of liever:hoe het er voor staat met de mens na zijn avontuur door de moderniteit heen.'(bladzijde 317-318) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Ouverturen’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. ‘Het licht is vandaag zo inventief invasief/mijn vendel en vlerken steken een vat op./Ik snijd de dag aan krachtens de helderste verte,/schalmei mij blootsvoets met bachtrompet,/een baltsende mannetjesmus pronkend/met zijn mooie zwarte keel./Mijn klinkers als kolibrievlinders vliegen/en vliegen alsof mijn leven ervan afhangt./Opzouten onheilsprofeten!'(bladzijde 7) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘de bomen tronken medel treden’.(bladzijde 204)