met ‘Hofdames'(Foucault) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Daarom roept het schilderij niet alleen het transcendente perspectief op van de klassieke orde,maar ook ‘de macht van het discours’,aldus Foucault. ‘Dat wil zeggen:van de taal voor zover zij representeert.’ Denken we terug aan de discussie rond de Perzische miniaturen die we in hoofdstuk 5 hebben gezien,dan blijkt dat daarvan heel veel terug te vinden is in dit schilderij met zijn onmiskenbare perspectivische techniek. De blik die het schilderij representeert is immers die van de vorst,de vertegenwoordiger van God zelf. En dus zien we er de orde op afgebeeld zoals die in absolute bestaat. Het perspectief is niet dat van het menselijk subject,maar dat van de transcendentie die de wereld objectief vastlegt:zó zit zij in elkaar,zó dekken taal en werkelijkheid elkaar volledig vanuit het bovenaardse perspectief. Anders dan de Perzische miniaturen maakt het schilderij van Velázquez zich niet los van het standpunt van een bepaalde blik,maar de kijker is nog altijd God elf,zij het nu in de persoon van de vorst. Na 1800 verandert deze orde volgens Foucault echter radicaal. De taal houdt op een louter doorzichtig medium te zijn,waardoorheen men de wereld kan kennen. Ze wordt zelf een object,een ‘dik’ medium met een eigen gewicht en materialiteit – en daarmee een probleem. Zoals we in hoofdstuk al hebben gezien,gaat de romantische wetenschap zich richten op het onderzoek van de landstalen – zij probeert daarin de originaliteit van de volksgeest te betrappen.'(bladzijde 301) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. Titel:’Respecteer zijn laatste wil’. ‘Strandrecht lopend naar le Grand Bé,/een eilandje,enkel bij laagtij bereikbaar./Klauterend op de trots van een dichter:///’De grote schrijver De Chateaubriand/heeft gewild hier voor eeuwig te rusten/om niets dan de zee en de wind te horen.’///Ik hang mijn blik om het kruis. Doodstil/is het niet. Ik hoor Francois fluisteren:'(bladzijde 41) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ” al wat het boek vermag/ontwaakt is in mijn ontwakende ogen’.(bladzijde 221)