met ‘Humanisme in debat'(Heidegger,Sartre,Gadamer) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Dat is misschien begrijpelijk als we denken aan Hedeggers nazi-geschiedenis,maar het staat haks op de inzet van zijn filosofie,vooral na zijn ‘ommekeer’. Heidegger tracht de mens te denken op een wijze die een alternatief wil zijn voor de Verlichte moderniteit die langzamerhand stuit op haar eigen grenzen,variĆ«rend van milieuproblematiek tot het verlies van zinsbesef. Dat vraagt volgens Heidegger om een breuk in de cultuur:een wending van de mens als soeverein – naar het model van God – naar een mens als ‘hoeder’ van het Zijn. Het betekent niet dat we op zoek moeten naar een ander fundament waarmee we opnieuw vaste grond onder de voeten zouden hebben. Veeleer betekent het dat het denken de immanentie van de mens ernstig neemt en weerstand biedt aan de aandrang om op een tersluikse manier toch weer het oude model te herstellen. Heidegger heeft de uitweg gezocht in verzet tegen een moderniteit waarin hij het metafysische project tot zijn hoogte- en eindpunt zag komen. Dat maakte hem tot een conservatief denker,zoals in zijn cultuuropvatting en zijn politiek ondubbelzinnig bleek. De moderne wereldvisie – waarin hij zowel het Sovjet-communisme als het amerikanisme,maar pas veel te laat het fascisme vreesde – was volgens hem dolgedraaid in een carrousel van lege tekens en lege taal die nog wel functioneerde,maar die niet meer werkelijk sprak.'(bladzijde 297-280) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht uit de reeks ‘De zonnesynaps’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘De zon breit/van de einder/mijn taal blad-/groen. Ik mond-/jesmaat licht/haar zin. Al-/fabedt zij/mij in haar/solarium./Ik priem door.'(bladzijde 42) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘ik zei ik ben doof als ik drink en ik dronk/dit in een doosje schuinhouden en liefhebben’.(bladzijde 224)