met ‘Vrijheid'(Proust,Bergson,Husserl,Sartre,Beauvoir)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Zo’n speelruimte veronderstelt immers een zekere afstand ten opzichte van zichzelf:de wil iets anders te worden dan wat het is. En nog daaraan voorafgaand veronderstelt ze het bewustzijn dat het iets anders zou kunnen zijn. Zo’n bewustzijn bezit het voorwerp niet. Het ding is gevangen in zijn compactheid. Het is,schrijft Sartre met een hegeliaanse term,’op-zich’. Terloops heeft Sartre daarmee echter ook een andere zijnswijze geïntroduceerd:die van het bewustzijn. Het bewustzijn kan zich wél voorstellen anders te zijn dan het is. Sterker nog,dat vermogen is voor het bewustzijn fundamenteel,omdat het slechts bestaat als een verhouding tot iets anders. Zoals Husserl zei:het is altijd bewustzijn ván iets. Ik zie:die tafel staat dáár – er is tussen mij en dat ding een afstand. Niet alleen fysiek maar ook mentaal. Ik weet immers:ik ben niet die tafel. Er gaapt tussen ons een kloof die wordt uitgedrukt door dat woordje ‘niet’. Voor de tafel is dat allemaal niet aan de orde. Voor de tafel bestaat er,zou je kunnen zeggen,zelfs helemaal niks. Alleen voor mij bestaat dat ding – en wel omdat ik mij rekenschap geeft van die afstand en die niet-identiteit tussen ons. Dankzij het bewustzijn is er voor mij een wereld waarin ik leef.'(bladzijde 236) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht uit de reeks ‘Taalmineraal’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Lente wimpelt de wolken af./de lucht denkt zich blauw.taal/rimpel:een gedicht dat licht/waardig kleur verbuigt in het/geheugen van de zon.klapwiek./god viert onze teugels.wij/liefdesgewricht van tijd./ons lichaam voltrekt zich.'(bladzijde 83) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘elke nabob met zijn matsvot’.(bladzijde 227)