met ‘Het onbewuste'(Jean Paul,Nietzsche,Freud)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Net als de Christus van Jean Paul is Nietzsches ‘dolle mens’ eerder verbijsterd dan opgetogen over de dood van God. ‘Het heiligste en machtigste wat de wereld tot dusver bezeten heeft is onder onze messen leeggebloed, – wie wist dit bloed van ons af?’ roept hij uit. De dood van God is een misdaad en wij,de mensen die deze misdaad hebben gepleegd,’hoe moeten wij ons troosten?’ Toch is er een belangrijk verschil tussen Jean Paul en Nietzsche. Want de eerste begint zijn ‘Rede van de dode Christus’ met een voorbehoud dat de hele daaropvolgende toespraak in de ‘irrealis’ zet:’Zou mijn hart ooit zo ongelukkig en verstorven zijn dat al zijn gevoelens die het bestaan van God beamen vernietigd waren,dan zou ik het met dit opstel dooreen schudden – en het zou me genezen en mij mijn gevoel teruggeven’,zo schrijft Jean Paul. Het schrikbeeld is dus geen realiteit,maar schildert slechts een mogelijkheid en beoogt het omgekeerde van wat het vertelt. Jean Paul wil de moedeloosheid die de mens overvalt contrasteren met een nog veel ergere moedeloosheid,om daarmee juist het vertrouwen in het leven en God opnieuw te sterken. Zijn wanhoopsperspectief is in werkelijkheid een oefening in vroomheid. Aan het einde van zijn stuk ontwaakt het gemoed dan ook uit zijn nachtmerrie:’Mijn ziel huilde van vreugde omdat ze God opnieuw aanbidden kon – en de vreugde en het huilen en het geloof in Hem waren het gebed.”(bladzijde 225) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht uit de reeks ‘Digitaal speeldoosje’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘De zin stijfgeklopt kleeft/aan winterkin. Lijkbleke/macadam:godsvolharding./Sclerose van licht in de tuin./Het huis te steen. Zuurstof/schuld. Long in het rood./Onmacht liesbreekt spaar/bekken. Bindweefsel zon./Schoksgewijs steun ik op/haar tal,mijn cybernetes.'(bladzijde 103) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘dood was het dagelijks brood’.(bladzijde 228)