met ‘Een absurde paradox'(Kierkegaard,Camus) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Wie voor een belangrijke tweesprong in het leven komt te staan,krijgt van vrienden en familie,maar ook in talkshows op de televisie steevast de raad niet te veel te luisteren naar de rede,maar vooral te gehoorzamen aan het hart. Dát wijst immers de richting aan waarnaar de hoogst individuele levensweg zich uitstrekt. Daarin schuilt de ultieme,instinctieve wijsheid van de existentie. Een recent lied van de Vlaamse zangeres Eva De Roovere brengt dat scherp tot uitdrukking: ‘Vrienden zeggen mij altijd/Je bent maar plagiaat/Je maakt jezelf wat wijs/Maar ik geloof in mijn gevoel/En niet in goeie raad.’ Die laatste regels zouden voor Descartes en zelfs nog voor Kant onbegrijpelijk zijn geweest. Niet omdat mensen in die tijd nooit goede raad in de wind sloegen,maar omdat een dergelijke irrationaliteit nog lang geen filosofisch burgerrecht had gekregen. Wij knikken bij het horen van die woorden echter instemmend:natúúrlijk volg je je gevoel en niet de raad van anderen,die immers alleen maar vervreemdend is. In onze oren zingt hier iemand die het bestaan heel goed begrepen heeft en weet waar haar eigen waarheid te vinden is.'(bladzijde 218)Dit was het hoofdstuk ‘Een absurde paradox’ morgen verder met hoofdstuk 13 ‘O mens!Geef acht’ (Nietzsche,Bataille, Marsman). Nu weer verder met een gedicht uit de reeks ‘Zij moeder’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Het voorvenster van lente beklad met/slogans die victorie kraaien. Op straat/grijpt met vlag en wimpel een opstandje/mannenpraat plaats. Ons huis davert./De ploegbaas,haantje-de-voorste/in de troep,voert het vuilste woord./Ik zit verstijfd van schrik aan/de keukentafel,krijg geen hap door/de keel. Zij op mijn bres staand/staakt niet mee:zij wil werken.///Met tegenzin pak ik mijn boekentas,/toegewijd. Hand in hand lopen wij/dwars door de stakerspost,hun zware/stemmen uitgerekt. Haar lang zwart/satijnen haar glanst in de morgenzon./Zij draagt de borst hoog,ik beef./’Jongen,maak van je leven geen klok/met leren kleppen,kijk liever naar/de gazellen in jezelf,’ fluistert/zij gaandeweg. Ik huil uit.'(bladzijde 131)Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘niet de hardlijvige zender in de bijbel’.(bladzijde 229)