met ‘O mens!Geef acht!'(Nietzsche,Bataille,Marsman)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘André Gide lijkt zijn ‘immoralist’ deels op hem te hebben geïnspireerd. En in Duitsland was het succes van Nietzsche misschien nog wel overdonderender. Duitse soldaten kregen op weg naar de loopgraven zijn ‘Zarathustra’ in hun ransel mee. Dat heeft Nietzsches invloed in de landen die in de Eerste Wereldoorlog aan de andere kant stonden,hoogstens tijdelijk belemmerd. In Parijs schreef tegen het einde van de jaren twintig een aanstormende denker en schrijver de novelle ‘Une Défaite’ over de driehoeksverhouding tussen Nietzsche en Richard en Cosima Wagner. Zijn naam was Jean-Paul Sartre. In Nederland werd Hendrik Marsman een van Nietzsches grote voorvechters. ‘Groots en meeslepend wil ik leven!’ zo dichtte hij in de jaren twintig met onvervalst nietzscheaans sentiment in ‘De grijsaard en de jongeling’:hoort ge dat,vader,moeder,wereld,knekelhuis!’ Maar de ‘jongeling’ krijgt alleen maar goede en wijze,dat wil zeggen sussende raad mee:’ga dan niet ver van huis,/en weer vooral ook het gespuis van vrouwen.’ Hij trekt zich er niet veel van aan. Na drie strofen vermaningen besluit Marsman: ‘de jongen kijkt door de geopende ramen/waarlangs de wereld slaat;/zonder zich te beraden/stapt hij de deur uit,helder en/zonder vrees.’ Samen met Pieter Endt was Marsman verantwoordelijk voor de eerste vertaling van de ‘Zarathustra’ in het Nederlands. Ze verscheen pas na Marsmans dood,toen Nederland al was bezet door de nazi’s die zich zo gretig van Nietzsches werk bedienden. En ook al doet dat onrecht aan het werk,eens te meer bleek dat hij zichzelf niet ten onrechte een ‘gevaarlijk denker’ en ‘dynamiet’ genoemd had.'(bladzijde 204-205) Wordt vervolgd met hoofdstuk 12 ‘De dood van God'(Nietzsche,Wagner). Nu weer een gedicht uit de reeks ‘Zij dochter’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Haar kreetjes warm van/verbeelding openbaren/zonneklaar de zomerstem./Zij schept mij in haar vormpje./Ronduit vaderachtig word ik./Wij spelen het spelletje zee:/emmer vol schelpen waarmee/wij papieren bloemen kopen/winkel in,winkel uit,/er is geen ontkomen aan.///Ik ben onbemand als ik haar/zo lichtzinnig bezig zie./Hel als bronwater klatert/zij langs mij. Laat ik haar/met te zacht gemurmel/vloeien uit mijn pen?/In hemelsnaam.straks als/zij een brede,diepe rivier is,/wie baadt er dan in haar?/In welke ocean mondt zij uit?'(bladzijde 152) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘neem af het kruis sta op’.(bladzijde 230)