met ‘De mens een kunstenaar'(Schiller)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘In het begin van de negentiende eeuw moet Schopenhauer nog op zijn roem wachten en intussen worstelen ook talloze andere aanstormende denkers met de erfenis van Kant. Bij die laatste,zo schrijft Isaiah Berlin,wordt de toewending naar de spontane,ongerepte innerlijkheid nog in toom gehouden door een grote achting voor de rede. Deze vormt als concentratiepunt van de menselijke algemeenheid de weg naar het universeel ware en goede. Maar in de Romantiek wordt de rede als hoogste menselijke vermogen gaande weg onttroond en vervangen door een drang tot vrijheid die zich niet langer wenst te koppelen aan Kants idee van de zedenwet als norm en zelfs garant van die vrijheid. Die garantie vindt de mens voortaan in zijn eigen gemoed. Berlin wijst op een verhelderende parallel én tegenstelling tussen de Verlichtingsdenker Lessing en de Romantische dichter Schiller,wanneer hij Lessings figuur van Tellheim in het stuk ‘Minna von Barnheim'(1767) en Schillers personage Karl Moor in ‘Die Räuber’ (anoniem gepubliceerd in 1781) met elkaar vergelijkt. Beiden weigeren zich op grond van hun gevoelens aan te passen aan de wereld en de gewiekstheden die deze van hen vraagt. Zij kunnen het onrecht dat hun is aangedaan niet verkroppen,hun gemoed is hun te sterk,en daarom komen zij met hun wereld in botsing. Maar – aldus Berlin – terwijl Lessing zijn protagonist daarom als een enigszins dwaze figuur neerzet,wordt hij bij Schiller een held.'(bladzijde 165) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht uit de reeks ‘Scheurlinnen’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Elk antwoord is een/ijzingwekkend tochtgat./Vochtmuren. Schimmel///in de brooddoos van geluk./Wij bevroren kwelwaters/splinteren op elkaar.///Als de honden van de/deurwaarder aanblaffen/huivert het huis.'(bladzijde 177) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘de beulen’. ‘4/met de ware met de valse verklaringen/zijn geheime zaken gedaan///vingers door sluikse molens/gewrongen handen gewrongen/door de zeef gemalen/blank zand van tanden handen/gewrongen opgehangen mieren/in een zacht zakje in de neusholte/ingenaaid om te lachen/te lachen///kinderen als walm weggewimpeld/vrouwen leeggelepeld/gezichten gespannen/op de pendules der wellust'(bladzijde 238)