met ‘De mens een kunstenaar'(Schiller) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘In plaats daarvan richt hij zich in de jaren negentig op de filosofie,waarbij hij vooral Kant bestudeert en becommentarieert. Hij spitst zich,veelzeggend genoeg,minder toe op diens kenkritische en ethische werk dan op zijn esthetische inzichten. Veelzeggend,omdat het beslissende woord voor de grote levensvragen hier niet langer wordt verwacht van de rede. De kunst en de esthetische waarneming zullen voor de nieuwe mens grondleggend zijn. Dat visioen wordt door Schiller gevat in een gedicht dat vervolgens door die andere grote teleurgestelde in de Franse Revolutie,Beethoven,op muziek wordt gezet. Het is het beroemde slotkoor uit de negende symfonie,dat nu (niet helemaal ten onrechte) fungeert als het officieuze volkslied van de Europese Unie. De hymne wordt voorafgegaan door een vermaning:’Oh Freunde,nicht diese Töne’,dat wil zeggen:niet de boze klanken van een politieke strijd. ‘Sondern lasst uns angenehmere anstimmen – und freudenvollere.’ Deze hymne klinkt bijna liturgisch. Het zal in Beethovens tijd ongetwijfeld ondenkbaar zijn geweest,maar het lijkt wel alsof de hele zaal zou moeten meezingen vanaf het moment dat het koor invalt,als representant van de mensheid die nu haar vreugde en visioenen uitzingt. Van een direct politieke boodschap is daarbij nauwelijks sprake meer. Het is het menselijk gemoed dat wordt aangesproken:zijn vermogen tot ‘Freude’ en ‘Frieden’,nog altijd gedacht onder het welwillend oog van een Almachtige die het beste met de mensheid voorheeft:'(bladzijde 166) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht uit de reeks ‘Scheurlinnen’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Sopraan schoon op het strand/etaleert mijn dochtertje papieren/bloemen. Natuurlijk vind ik ze/de allermooiste van het land.///’Pas jij op mijn winkel,papa?’/Voor ik ja kan zeggen huppelt/zij met een emmer schelpen/naar de concurrentie van crêpe.///Lichtzijdig als haar moeder/weet zij me te versieren./Herinneringen rekenen af./De zee rinkelt als wisselgeld.'(bladzijde 179) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord.Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘beulen’. ‘6/krieg und kuchen///in de brute lucht/in het klein kermend vijlsel/in het bloedspeeksel/in de stomme mond///in het gapende oor met de hazenlip/in de betraande stoel in de regen///allerlei gebak & bayreuther blätter'(bladzijde 238)