met ‘Geschiedenis en de woestheid van de wereld'(Hegel,Schopenhauer) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘En de Romantiek,waarin deze nieuwe gevoeligheid ruim baan krijgt,zoekt dat in een natuur waarvan de ongetemdheid nu voor het eerst voorwerp wordt van contemplatie – en niet langer van een afschuw die wanhopig probeert haar binnen de lijnen van een klassieke maat te dwingen. Zo kan ook de romantische schilder Caspar David Friedrich op zijn doeken een nieuwe bestaanservaring uitdrukken die de oude religieuze ervaring verdringt,vervormt en in een andere vorm voortzet. ‘Friedrichs schilderij’,zo schrijft de kunsthistoricus Robert Rosenblum over ‘De monnik aan zee’,’correspondeert met een ervaring die vertrouwd is voor de toeschouwer in de moderne wereld,een ervaring waarin het individu tegenover de overweldigende,onbegrijpelijke uitgestrektheid van het universum wordt gesteld,alsof de mysteries van de religie de rituelen van de kerk en de synagoge verlaten hadden en verplaatst naar de wereld van de natuur. Het heeft bijna de hoedanigheid van een persoonlijke bekentenis,waarbij de kunstenaar,in de persoon van de eenzame monnik,zijn eigen relatie tot de grote onkenbaarheden onderzoekt,en overgeleverd lijkt aan de nietig makende oneindigheid van de natuur. Voor moderne kijkers zou Friedrichs schilderij zelfs de transcendentale verwachtingen van religieuze kunst kunnen vervullen,hoewel het met geen enkel canoniek religieus onderwerp correspondeert en daarom op grond van preromantische,dat wil zeggen premoderne maatstaven in geen enkel opzicht als een religieus schilderij beschouwd kan worden.”(bladzijde 156-158) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Ik wou dat ik een homunculus was’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘met de dood houdt alles op,behalve mijn/nooit te vroeg of te laat lopende lichtheid./ik sta nimmer stille,ik blijf immer prille./gedenk mij als je de stad ingaat.gedraag/je tot het uiterste,straat na straat.doorzie/de handigheidjes en kom thuis bij jezelf./hoe lang nog zul je onvolwassen blijven/en onvoorzichtig handelen?ben je bang/voor stilte?wees als een homunculus vrij.”(bladzijde 201) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘faust van mexico’. ‘mijngeheimen zijn zeer goed verborgen///als ik de boom van slangen waaronder men zo bang is/voor de gemeentelijke ovens kleingehakt had/de geverderde rug van de zon eens flink had opgeschud/de ramen in de wolken fluitend opgeschoven/om daarna rustig bij mijn radio/met scharen van zand de zee/tot aan de horizon tot varkens te verknippen/zou het zonneklaar geweest zijn/dat ik de geesten der elementen beheers///nu zien zij mij boven gebarsten schalen/het droge brood van gedode onrust breken/mijn handen zijn maar kleingoed/voor de handendie van handlangers leven/mijn hart is het oneindig blauwe ooglid/dat slechts gekust wordt door de bleke lippen/van onvruchtbaar strand en mijn huis/het is geen huis/het is een weg te kort om te betreden///aldus onaanzienlijk blijf ik ver/van mijn stem die ver achter de bergen troont/in een stad gebouwd uit zuchten/in een paleis uit neuriën opgetrokken/in een zaal van fluisteren en lachen/maakt hij de woorden die ik straks denken zal///en eeuwig uit al de spiegelkasten van yucatan/staren mijn blinde kinderen op de verzegen zeeën'(bladzijde 269)