met ‘Republicanisme en universalisme'(Rousseau,Kant)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘De meeste stemmen gelden,zo stelde hij vast – en hoe eensgezinder de stemming uitvalt,hoe beter het met de staat is gesteld. Maar hoe verhoudt zich dat dan tot de persoonlijke vrijheid? ‘Hoe kan een mens vrij zijn’,schrijft Rousseau,’en tegelijk gedwongen zich te schikken naar wilsbestemmingen die de zijne niet zijn?’ Eigenlijk is dat een verkeerde vraag,zo vervolgt hij. ‘Wanneer men in de volksvergadering een wetsvoorstel doet,vraagt men de burgers niet of zij het voorstel goedkeuren dan wel verwerpen,maar of het wel of niet in overeenstemming is met de algemene wil die hun eigen wil is.(…)Wanneer dus de opvatting die tegengesteld is aan de mijne,de overhand heeft,bewijst dit niets anders dan dat ik me heb vergist,en dat wat ik voor de algemene wil hield,het niet was.’ Zoals bekend,heeft dat niet erg gelukkig uitgepakt. Zo lastig als het was om de ‘volonté générale’ te vinden,zo gretig stonden er mensen klaar die zeiden het wél te weten. Het meest opvallende voorbeeld daarvan is het marxistisch geïnspireerde historisch materialisme,dat meende uit de wetenschappelijke bestudering van de natuur en de gang van de geschiedenis met objectieve zekerheid te kunnen vaststellen hoe de samenleving moest worden gestuurd. Maar de geschiedenis is helaas te grillig om zich zo gemakkelijk op de staart te laten trappen.'(bladzijde 115-116) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. Titel ‘High minded’. ‘Lichtlippig praait de ochtend mij.///De pompen van verlangen aan./Slag om slinger. Verte vervaardigd///van wekaminen allercellen à///gogo. Halleluja,een telaterla-/ting is een gebeurtenis,jejoja!///Van je hela,van je hola/van je varen naar de vaantjes/van hoera,hoezee///de zon stuurt als een vis.'(bladzijde 231)Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Een project Ja Ja. Leve Echo:leve de hommage. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘Stadsbeeld’. ‘8///de luchtschrijver/kruipt voort voor/zijn alfabet///de schaduw van/de leraar verrast/de klas///in de kelder/ontdekt het winkelmeisje/de zweetafdrijvende oceaan///op alle klokken drijft/de bijtende/doorn van de tijd///op het asfalt:/’hij drijft van het bloed’/’wie is ’t?een kind?een tennisspeler?'(bladzijde 398-399)