een gedicht van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’ gedichten 1984-2019. ‘rampnacht kust zon vaarwel/overdekt zich met nachtvlies van zwartbes/vergeet het juichen/de milde strijk van de dag./in de nacht wentelt de zon meedogenloos uit ons bed/laat ons achter in zwijgende angst/verdikt dat sap,stremsel in keelschroef./wij modderen tussen de lakens/eenzaam in ons doodshemd/of zoeken elkaar/bekruipen onze valleien/zuchten en stoten en soms wil de angst/wijken in het liefelijk gebaar dat wederzijds stilt en/vermoeden van zonsopgang geeft./of doen licht en duister in ons angstig hol/er niet toe omdat wij elkaar het begin van genezing aangeven'(bladzijde 184) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd.