een gedicht van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’ gedichten 1984-2019. ‘de dageraad is gekrompen/’s ochtends wordt smaller ontwaakt/en dan wurmt men zich door de dag die nauwelijks meegeeft./de avond bereikt is de afgelegde tunnel al weer gesloten/en lijkt men alleen in nu rond te zwemmen/waar het donker en droog is./zich te rusten leggen op gestort afval,/de ogen sluiten over korstige bollen,/verdrinken in staalmatten van roestige slaap die/nauwer en nauwer ter helle voert./geen raad weten voor de volgende dag./zal die nog komen of verslurpt de tijd zich nu in de slaap en/verdrinkt daar voor altijd?'(bladzijde 185) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd.