Weer verder met het essay ‘De laatste mond’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’. ‘Hoe dan ook, wat Holderlin er ook mee wou, het stuk blijft pessimistisch, er kan geen loutering worden bedacht. Empedokles’ dood had, net als Holderlins waanzin, geen ‘zin’ in een hegeliaanse geschiedopvatting. Door de sprong nooit te ensceneren vermeed Holderlin systematisch de conclusie dat er geen catharsis te verzinnen was. Vereniging met de goden was geen optie, want dan zou de hybris van Empedokles zin hebben gekregen. Dat zou betekend hebben dat de confrontatie tussen goden en mensen niet per se tot het ‘deinon’ zou hebben geleid – iets waarvan Holderlin wist dat het niet klopte. Breuk met de christelijke theologie van de intimiteit. Breuk met de humanistische geschiedenisvisies. En pijnlijker: juist omdat Empedokles, als godzoeker ook een verlicht despoot, in zekere zin een prefiguratie van een humanist was, iemand die voor de mensen wil opkomen en hen in eenzelfde beweging kastijdt en misprijst en verwijten maakt (zoals elke wereldverbeteraar), is hij schizofreen, kan de kloof tussen zijn eigen aspiraties niet worden gedicht. En gaat ten onder aan dezelfde paradox als Holderlin: niet zonder de mensen, en niet met de mensen te kunnen.’ (Bladzijde 266-267) Dit is fragment 126. Wordt vervolgd.